*ÏMl Met BOOMKBUIPERS onder één dak Be boomkruiper, geachte lezer, (Latijnse naam Certhia brachydactyla) staat in de vogelliteratuur aangegeven als standvogel en broedvogel in ons land. Het is een vogeltje, dat we in zijn dagelijkse doen in hoofdzaak kunnen aantreffen op de stammen van hogere bomen. Baar, tussen de schors- spleten, zoeken ze hun voedsel, dat uit allerlei insekten, spinnen e.d. bestaat. Het is een leuk gezicht, deze naar voedsel speurende boomkrui pers bezig te zien. Systematisch werken ze boom na boom af. Ze beginnen onderaan de stam, gaan met kleine sprongetjes omhoog, waarbij, evenals bij de spechten, de staart tot steun dient. Komen ze in de top van de boom, dan duiken ze omlaag .naar de volgende stam, gaan hier -weer omhoog en wer ken zo hun hele bomenterritorium dagelijks enkele malen af. Boorgaans zal de natuurliefhebber die gewend is op vogelgeluiden te letten eerder de aanwezigheid van boomkruipers constateren dan hij,die al leen op het gezicht afgaat. Een paar karakteristieke geluiden vallen we hier even trachten te beschrijven. Allereerst een luid klinkend, langgerekt "tieee-tieee-tieee-tieee". Wat later hoort men dan soms het eigenlijke ge zang, dat maar heel kort is. Br.Jac.P.Thijsse beschreef hat in "Het Vogel jaar" (1e deel "Bij huis en hof")als "een korte, in elkaar gedraaj.de, zeer heldere strofe, die tamelijk goed weergegeven kan wor den door de lettergrepen: siet siet, tierelierelier. Het tierelierelier duurt even lang als het siet-siet, en glijdt een kwintet op en af." Al duurt het gezang dan kort, het wordt met kortere tussenpozen herhaald en vormt een goed middel om het dier op te sporen. Thijsse schrijft verder dat het nest van de boom kruiper wordt gevonden in holten. Het is een groot nest, een opeenhoping van takjes en rommel, maar van binnen heel fijn en zacht bekleed. Be 6, soms 7, eieren lijken veel op die van onze mezen. Be jongen blijven lang in het nest, na het uitvliegen blijft de familie nog een tijd by elkaar. Geruime tijd meende men in onze vogelwacht Schou- wen-Duiveland dat de boomkruiper niet tot de broedvo- gels van ons werkgebied behoorde. Het moeilijk waarne men door de wat verborgen leefwijze van het dier en zeker vooral de onbekendheid met zijn zang en andere geluiden zullen daar wel de oorzaak van zijn geweest. Zowel de vogellijst van 1958 als die van 1967 onzer vereniging vermelden de boomkruiper als doortrekker of wintergast. Hoewel vooral de "geluiden mensen" door het vrijwel het gehele jaar door waarnemen van het geluid, er van overtuigd waren dat de vogel hier moest broeden. In 1968 kwam er ze kerheid. Ons bestuurslid, de heer L.Kouwen, ontdekte toen een broedgeval in een boomholte in het bos bij "Biesterveld". Voor schrijver dezes wérd het volgende broedgeval bijzonder interessant: Op zondag 19 april 1970 werden mijn vrouw en ik 's morgens omstreeks 6 uur gewekt door een behoorlijke vogel luidruchtigheid,tegen de buitenmuur van onze slaapkamer. Telkens klonk het eerder vermelde siet-siet, tiere - lierelier! Het leek bijna vlak bij mijn bed! Wat later scheen het uit de bad kamer te komen! Boor de spleten van het luchtrooster kwam een vogelschim, die daar wat rommelde en daarna weer verdween. Het was duidelijk,een boom- kruiperpaar was bezig ons badkamerluchtrooster te "kraken". Een heuglijke waarneming voor een vogelliefhebber! Al diende dan wel rekening te worden gehouden met een badloze periode in de naaste toekomst! Maar ja lezer, vóór er waterleiding in Schouwen kwam hebben we zo'n periode toch ook ge kend? Nog wel continu! Toen moest bij droogte (en dus watergebrek) de hele familie zich soms wassen in één teiltje water! Menselijke luchtjes toen?

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1970 | | pagina 8