als Chaetoraorpha en UI va.Meestal is de begroeiirf^jPvrij ijl en ziet men slechts hier en daar een plukje wier, soms echter ook vinden we een centimeters dikke laag wier. Leze vegeta ties ontstaan daar waar de planten kunnen kiemen op het vaste substraat; dat gevormd wordt door zeepokken welke op levende kokkels ziften. Volgens onze waarnemingen zijn ech ter schelpen van dcde kokkels minstens zo belangrijk als substraat voor Enteromorpha en andere wieren. Het lijkt ons waarschijnlijk dat planten die zijn losgeraakt van dit sub straat; los in het zandige slik zittend verder kunnen groei en, want wij nemen dergelijke planten vaak waar. Soms worden ook grote hoeveelheden van deze planten bijeengespoeld op be paalde zandbanken en in dode hoeken. Behalve op de lage slikken zijn deze Snteromor- pha-vegetaties ooi" te vinden in de schorren, met name in de pollen van Spartina tcwn- sendii. In het figuur hier naast zijn alle vindplaatsen van Ulva lactuca aangegeven. Vaak komt dit wier in de bo- S n vengenoemde wiervelden voor, vaak ook vormt het eigen ijle vegetaties op het slik zoeel als op steenglooiingen. Schor- revegetaties zijn moeilijk in een figuur te vangen, aangezien schorren of gorzen in het gehele Deltagebied te vinden zijn, maar de floristische samenstelling ervan sterk kan verschil len. Bovendien is niet voldoende bekend voor welke schorre- plantcn de Rotganzen een voorkeur heoben. DISCUSSIE Uanneer men de verspreiding van de Rotgans vergelijkt met de verspreiding van zeegras, Enteromorpha en Ulva blijkt er een verrassende overeenkomst te bestaan. Deze voedselplanten blijken vooral voor te lcomen in rustige delen van do zeegaten met een zoutgehalte hoven 15 %o Cl'. Vanneer het zoutgehalte daalt tot 10 Cl', neemt de kwantiteit van alle voedsel planten af en tenslotte verdwijnen ze geheel. Ruwweg gezegd komen er normaal in het gebied tuosen 10 on 15 T'00 Cl' enkele tientallen Rotganzen voor, in het gebied, boven 15 °/o Cl'honderden tot meor dan duizend. De rotganzen blijken dus via hun voedsel gebonden te zijn aan wadgebieden met een hoog konstant zoutgehalte. Vrijwel al le waarnemingen van Rotganzen buiten het gebied begrensd door de isohaline van 10 °/co Cl'werden gedaan in het voor- 4-71

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1971 | | pagina 6