zijn deze gereduceerd - die afwisselend in onze huid worden
gestoken». De steeksnuit bezit twee kanalen, een voedselka-
naal waSUaoor het bloed opgezogen wordt en een speekselka-
naal. Dit speeksel voorkomt stolling van het bloed. liet
bloed is noodzakelijk voor de rijping van de eitjes, die in
het voorjaar op het water worden gelegd. Ze blijven drijven
en één scheepje van 7 hij 6 mm kan 200 a 400 eieren bevatten.
Kort nadat de eieren zijn gelegd komen de larven uit. Deze
zijn zwaarder dan water, maar met een haarkrans aan de mond
aan de achterste ademopeningen blijven ze, door de opper
vlaktespanning, aan het oppervlak hangen. Bij gevaar laten
z-e zich zinken. ïordt de oppervlaktespanning door bijv.een
zeepoplossing teruggebracht tot minder dan de helft, dan
zinken de larven'en verdrinken zij.
Ongeveer 3 weken groeien de larven en in die tijd vervellen
ze drie maal. Bij de vervelling veranderen ze in een pop,
die lichter is dan water, omdat zich tussen de kop en de
vleugelschede een met lucht gevulde zakvcrmige holle ruim
te bevindt. De pop heeft ogen die nog bedekt zijn met door
zichtige poppehuid.Ze reageert wel op wisseling in licht met
een vlucht naar dc diepte. Voedsel kan ze niet opnemen. Ka
enkele dagen komt binnen 3-5 minuten het imago uit de pop
tevoorschijn en kan het proces opnieuw beginnen.
Red.
55-71