ven (MEI. «MA, 1968a, VAN OOSTROCM UENITEMA, 1969 iö.*1970)
En ik wist zeker, dat Schouwen als vindplaats van glaskruid
niet bekend was. De enige Zeeuwse groeiplaatsen van glas-
kruid warens
Groot glaskruidi Vlissingen, daar reeds in de vorige eeuw
verdwenen.
Klein glaskruid. Goes, de vondst dateert van 1839, sinds
dien verdwenen.
Middelburg; de vondst dateert van 1829
sindsdien verdwenen.
St.Anna-ter-Muidenrecent op de kerk.
Sluis, recent op de ruïne De Stenen Beer.
Op weg naar de Schouwse groeiplaats vertelde de heer Boot
mij, dat de heer Kouwen, dio hem dc plant ter determinatie
had gegeven, deze had gevonden onder de liguster-heg van
zijn overbuurman te Renesse. Deze standplaats wees er op,
dat we waarschijnlijk met het groot glaskruid te oaken zouden
krijgen, want klein glaskruid is bij voorkeur een muurplant,
terwijl het groot glaskruid van c orsprong in de Donau- en
Balkanlanden een bosplant is en in ons land meestal onder
heggen of struiken wordt aangetroffen.
En ja hoer, het was groot glaskruid*. de grote, lang
toegespitste bladen, de niet met elkaar vergroeide schut
blaadjes en het niet verlengde blocmdek om het 1-j mm grote
vruchtje wezen dit onmiskenbaar uit. Hiermede bleek Zeeland
niet alleen weer de beide soorten glaskruid te herbergen,
in Nederland bleek het geringe aantal vindplaatsen van het
zeldzame groot glaskruid daarenboven met één vermeerderd.
Volgens de nog te verschijnen Atlas van de Nederlandse Flora
(MENNEMA, in veerb.) zijn nu in totaal 35 uurhokken bekend,
waarin groot glaskruid ooit in Nederland is aangetroffen
Elk uurhok is 5 x 5 km^ groot; in totaal tolt Nederland ca.
I65O uurhokkon. Van deze 35 vindplaatsen zijn er inmiddels
15 verdwenen, zodat het resterende aantal van 20 recente
uurhokken de plant "officieel" tot zeldzaam in ons land be
stempeld (v.d.KAAREL, 197*1)-
Blijft de vraag, hoe deze zeldzame plant zo plotseling
op Schouwen komt. Uit het feit dat zij in Nederland veelal
wordt aangetroffen op plaatsen, waar vroeger kastelen,
kloosters, grote buitens of kruidentuinen zijn geweest, mag
worden aangenomen, dat de mens do soort oorspronkelijk naar
de lage landen heeft overgebracht en dat zij zich hier heeft
weten te handhaven en subspontaan) te verspreiden in op
69-71