Grote tiifkleine donkere bolletjes in deze struiken gaven ons eerk duidelijk beeld van do nestplaatsen van lijstors vinken en andere vogels, enhet waren er niet weinig. In do struiken en hoog in de kale bomen - die ertussen stonden - zaten groepjes spreeuwen druk te babbelen. Sén sprong eruits dit melodieuze heer?schap was kennelijk uit wielowalenland afkomstig. In feite trok dit alles niet in de eerste plaats mijn aan dacht, maar wel een veldleeuwerik, die ijverig tussen hot gras en op de medderruggen liep te pikken. Opvallend ei genlijk dat de toch niot geringe hoofdtooi van dit vogeltje helemaal niet opviel, överig vorder dribbelend lag de kuif plat op zijn kop en de nauwelijks merkbare wind presteerde slechts een geringe opheffing van de kuifpunten, wanneer de leeuwerik met de wind mee liep. Keestal hebben we - en vooral in deze tijd - oen vast doel, ook als we "vogeltjes willen gaan kijken". Gok ik had dat, tot ik het leeuwerikje in de gaten kreeg. Mijn auto stond nu toch stil en dus nam ik de moeite om even verder tc speuren in het weiland. Een kopje, dat boven de modderrug uitstak was het resul taat van deze korte speurtocht. Een vreemde kop, hooggo- oogd en langgesnaveld, maar bijzonder praktisch. U zult in middels wel vermoed hebben, dat ■■■ie hier een blik konder. worpen op de watersnipNu eens niet snel zigzaggend uit hot gezichtsveld verdwijnend, maar rustig fouragerend in do opgeworpen modder. Zonder zichzelf Veel tc verplaatsen flitste de lange snavel onophoudelijk de modder in. x deel van zijn lichaamslengte maakt deze snavel uit on hij werd soms tot bij de neusgaten (dicht bij de kop) in de zwar te modder gestoken, op zoek naar wormen, die dank zij de vorstvrije tijden nog dicht onder het oppervlak zaten.De ge voelige punt van de snavel tast de grond af en zodra er wat gevonden is, volgt er een zo snelle serie pikken op die plaats, dat het staartje er mee van gaat vibreren. De grond was kennelijk voedselrijk want de staartvibraties (en wat daarmee samenhing) volgden elkaar vrij snel op en soms was duidelijk te zien, dat ons snipje wat doorslikte. Het waren dan beslist de grotere prooien, waarvoor de sna vel iets geopend bleef. Waaruit het voedsel bestond was niet te zien, maar het is bekend dat ze zich voeden met al lerlei insckten, wormen, larven en slakken, terwijl ook wel eens waargenomen werd, dat zc zich met zaadjes voedden. 5/72

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1972 | | pagina 7