Zoals uit dit relaas wel blijkt, heeft de watersnip .de ogen in het geheel niet nodig bij de hocrfourage. Deheeft moeder natuur dan ook hoog in de kop en ver naar achter verplaatst. Hierdoor is de watersnip in staat in een cir kel om zich heen te kijken, zonder de kop te bewegen. Al fouragerend kan hij dus de gehole omgeving in de gaten hou den. Afstand schatten kan hij echter slecht. Hiervoor is n.l. een binoculair gezichtsveld nodig on dit binoculaire gezichtsveld is bijzonder klein. Het ligt gedeeltelijk vóór en gedeeltelijk achter do kop - elk oog heeft namelijk oen gezichtsveld van meer dan 180°. Maar laten we terugkoren naar het gedrag van onze snip. Ho had inmiddels gezelschap gekregen van een tweede snip - naar ik aan mag nemen was deze er al zonder dat ik hem zag. Zij zijn verder hij elkaar gebleven. Alhoewel tijdens het pikken niet veel gelopen werd door de snippen, konstant op één bepaalde plaats bleven zij niet. Ze renden van het ene lekker modderige stukje naar 't andere.Hierbij strekten ze do hals, terwijl de snavel schuin naar de grond wees. Bij de nieuwe dis gekomen, begonnen ze direkt weer te pikken. Er werd slechts weinig gestopt met pikken on tijdens deze pauzes strekten zo slechts korte tijd de hals. Ze haddon dan ook geen tijd te verknoeien met de kop te draaien. 6/72

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1972 | | pagina 8