ten had Ja afmetingen van 9-13 mm. De grootste aantallen hadden een lengte van 10 a 11 mm. Ik veronderstelde als mogelijke oorzaken van deze sterftes de vorst, de storm, de aktiviteiten van zandzuigers in de mond van de Oosterschelde. Dit voorjaar spoelden er weer enorme aantallen kokkels aan. Uit de vloedlijn van 3-3-1972 heb ik willekeurig 100 ex.ver zameld en daar aiige metingen aan verricht. Op alle schelpen was duidelijk een groei- lijn te zien. Ik heb toen twee afstanden gemeten, zoals aangegeven op de teke ningen. (a resp. b) De afstand a was ge middeld 15-92 mm en de afstand b was ge middeld 36.19 mm. Nu beschik ik als niet-vak-bioloog niet over voldoende literatuur om de genoemde afmetingen juis b te interpreteren. Men zou kunnen veronderstel! .n, dat de kokkeltjes van 1970 (waarvan er in jan. 1971 met een gem. lengte van 11 mm vele stierven) aan het eind van de winter 1970-71 een lengte hadden van gem. 16 mms de groeilijn op onze grote kokkels. In het zomergroeiseizoen van 1971 zijn de kokkels uitge groeid tot gem. 36 mm. In het vroege voorjaar van 72 leid de "iets"tot een duizendvoudige dood onder de kokkels. Moeten we het zoeken in weersomstandigheden, menselijke in vloed of wellicht parasieten? Mijn voorlopige indruk is,d3t vooral de vorst een belangrijke doodsoorzaak is. T Frans Beekman Literatuurs J.ïï.Stock Het strand van Rottumerplaat (Het Zeepaard '58) W.C.H.Staring Natuurlijke historie van Nederland 1856 P.'Tesch De vorming van de Nederlandse duinkust 1933 J.W.van Dieren Organogene Dünenbildung 1934 A.J.Pannekoek Geologische geschiedenis v.Nederland 1956 J.le Francq van Berkhey Natuurlyke Historic v.Holland 17/0 I.Tirion Tegenwoordige Staat der Nederlanden ¥111 1750 R.Schuiling Nederland 1915 Inleidend onderzoek naar de betrekkingen tussen Wadvo gels en Bodemfauna 1958 10) Zierikzeesohe Nieuwsbode 21-1-1971- ''SP'iwIn ALS U NOG BRCEDGEGEVENS HEEFT, STUURT U DEZE DAN EVEN OP? EEN EILANDELUK OVERZICHT VOLGT IN HET SEPTEMBERNUMMER 33 40a/72

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1972 | | pagina 19