O
bfERVEND.
oktober 1972.
Zich kronkelend in alle mogelijke en onmogelijke bochten,
trachtte de Slangster, die we juist op de hand wat nader
bekeken hadden, een goed heenkomen te vinden. Ie troffen
hem aan tussen de stenen in liet eulitcraal ter hoogte van
de "ieversinlaagHf was nog niet volgroeid, maar ondanks
dat moest hij toch al één van zijn zo aan een slang herin
nerende armen missen. Even verder vonden we nog twee
slangsterren, de één was groter en was met vijf armen kom
pleet, de ander was kennelijk van een steen steen gevallen,
want hij lag er onder één, in de modder, ondersteboven en
hevig spartelend, waarb hij ons zijn van mooie rode dwars-
banden voorziene lichte onderzijde tentoonstelde.
In het midden van de onder
zijde bevond zich een ster
vormige opening, waarachter
de maag lag. Een vrij sim
pele zaak dus, als we be
denken welk een weg ons
voedsel af meet leggen om
de maag te bereiken» De
zaak krijgt echter een bij
zonder tintje als ie be
denken dat deze toch al zo
vreemdsoortige dieren een
anaalopening moeten missen.
Al strompelend over de stenen konden we goed het leven in
de getijzone bewonderen. Massaal - gelijk mensen - waren de
zeepokken aan het huisjes-bouwen geslagen, en nu hun waai
ers geen voedsel meer uit het weggetrokken water konden
vissen, hadden ze hun dubbele deur gesloten. Een nieuwe
vloed zal hen weer levenskracht en schoonheid geven, wat
in niet mindere mate ook gold voor de her en der verspreid
zittende vormeloze klompen van bruine zee-
annemonen. Op plaat
sen waar het water
niet haar toevlucht
had kunnen nemen
naar wijde verten, wa
ren plasjes ontstaan
die ons een beeld
gaven van vele tien-
tallen oranje en vitte'teeebloemen"
purper la