Het is in dit verband instructief het plankton van Schelp-
hcek te vergelijken met dat van het zuiver mariene getijdewa
ter van de Oosterschelde met dat van het afgesloten brakke
Veerse Meer (Bakker, 1972)Het Oosterscheldewater heeft
een constant hoog zoutgehalte van 16— 17 °/coGl'. Het zout
gehalte van het Veerse Meer water kan stei'k schommelen? ge
middeld 2-3 °/co Cl' in een jaar. Gedurende winter en voor
jaar worden tengevolge van polderwaterlozingen de laagste
zoutgehalten gemeten (in natte jaren zijn dalingen tot 6
Cl' voorgekomen). In de loop van goede zomers kunnen tenge
volge van intrede van Oosterscheldëwater docr de Katse sluis
en door verdamping hoge waarden optreden (tot nu toe geme
ten maxima? 14 /écCl'). Daar het zoutgehalte van Schelphoek
altijd hoger is dan 10 c/oo Cl', staat dit water voor wat be
treft deze factor als het ware tussen Oosterschelde en Veer
se Meer in. Dit komt in het plankton zeer illustratief tot
uiting. ¥e geven enkele voorbeelden.
ftccictia \onaa
Lengte1 mm
Figuuf 2-
Van het plantaardig plankton
(fytoplankton) zijn in zout
water kiezelwieren (diatc-
meeën) veelal aspectbepalcnd.
Zo wordt in het voorjaar in
Schelphoek de soort Biddulphia
aurita (fig. 1a) talrijk aan
getroffen, alsmede Sccletcnoir.a
cos tg. turn (fig. tb). Eerstgenoemde
soort is één van de belangrijkste
voorjaarssoorten van de Ooster
schelde, maar komt in het Veerse
Meer nie
ge het me
komt
of nauwelijks voor vanwe-
stal
te lage zoutgehalte
gedurende die tijd. Sceletcr.emp
daarentegen komt in beide wateren
voor, maar vooral zeer talrijk in
het Veerse Meers het is een soort
die speciaal in voedselrijk zout
water sterk kan floreren, ook als
dit water sterk schommelt in zout
gehalte. Des zomers vinden we in
Schelphoek o.a. Chaetoceros debile, een soort die
in de Oosterschelde in voorjaar en zomer, in het
Veerse meer alleen in de zomer talrijk aanwezig is.
Van het dierlijk plankton (zooplankton) zijn roeipootkreeft-
jes (copepoda) zeer belangrijk in de voedselketen. Ze leven