daar, dwergberk en poolden, blijven zo laag dat er van bo
men in feite geen sprake is*
J)e bergwand achter het station werd bevolkt door kleine
alken, die er hun nesten in holen en spleten hadden. Ze
waren luid
ruchtig als
spreeuwen-
groepen en
moe sten voor
voedsel naar
zee
Aan de kust
streek be
vonden zich
ook de klei
ne jagers.
Meer het
binnenland
in konden we
de alpensneeuwhoenders en ivoormeeuwen aantreffen. Het
nest maakt deze meeuw bij voorkeur op bergtoppen omgeven
door sneeuw en ijs. Hij vliegt nogal eens achter ijsberen
aan om - een aasvogel zijnde - te fourageren op de resten
van robben die de ijsberen achterlaten. Ook nageboorten
van robben, hun uitwerpselen en die van ijsberen staan op
het menu.
Van half juni tot eind augustus valt de zomer. Er vindt
dan een ontdooiing van het oppervlak plaats van maximaal
2-3 cm, wat voor de weinige planten echter voldoende is.
Half september begint de winter en komt het pakijs.
Omstreeks half oktober wordt het voor de meeste dieren
te koud en trekken ze zuidwaarts naar ¥ew Foundland en
Groenland. Van de vogels blijven de grote mantelmeeuw,
de ivoormeeuw en het alpensneeuwhoen achter. Ook de klei
ne zeehond blijft en is in staat om zelfs in dik ijs gaten
open te houden. Daarop blijven de ijsberen in de winter
loerenwat zij achterlaten van een gevangen rob dient
tot voedsel voor poolvos en ivoormeeuw. De poolvos ver
schalkt ook nogal eens een alpensneeuwhoen.
In maart beginnen de aktiviteiten weer toe te nemen.
Onder andere die van de zwarte zeekoe ten, voor wie dan
4/74