22 de Lagezoom. Meerdere malen hadden we daar al reeën gezien en ook nu was het geluk met ons, want op onge veer 60 meter van de weg stonden acht reeën; een oude en een jonge bok, een smalree, drie geitjes en twee grote kalveren. Weer was het parool: rustig met de auto stoppen en voorzichtig ramen opendraaien met zo weinig mogelijke lichamelijke bewegingen. Na enkele keren wat onrustig gezekerd te hebben en omdat ze ab soluut geen verwaaiing van menselijke geurtjes kregen, ging het laveien weer gewoon door en kwamen ze zelfs nog een tiental meters dichterbij. Terwijl we hier ge boeid naar zaten te kijken zagen we uit het houtgewas van de wegberm de "dame met het lange gezicht" of tewel houtsnip te voorschijn komen. De dorre bladeren vlogen haar om het hoofd, zo ging ze tekeer om nog iets van haar gading te vinden. Toen we thuis uit de auto stapten, dankbaar en gelukkig voor het vele dat we in een paar uurtjes, gewoon op de openbare weg en vanuit de auto, weer hadden mogen zien, kwam nog de klap op de vuurpijl: attent gemaakt door een bijzonder geluid boven onze hoofden in de lucht, zagen we dat er twaalf zwanen met machtige wiekslag over ons heen vlogen en toen hebben we maar weer eens voor de zoveelste keer tegen elkaar gezegd: Schouwen wat heb je ons veel te bieden en wat ben je mooi en wat zijn we gelukkig dat we hier mogen leven en wonen. P. M. van Dalsen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1976 | | pagina 24