putsen uit een voaenwen 34- Wat een geluk, dat een paar strandwandelaars (ter hoogte van Kijkduin) zo oplettend waren, en mij zielig hoopje bevroren bergeend, zagen liggen! Heel gelaten liet ik me oppakken en bekijken. Niets kon me meer wat sche len; 'k zag het werkelijk niet meer zitten met die ellen dige aanhoudende vorst en de snijdende poolwind. M'n pootjes waren al blauwpaars bevroren en m'n ademha ling heel zwakjes. Voorlopig werd ik onder 'n jas tegen 'n warme manneborst geschoven. Soms wist ik niet of ik droomde of dat het echt was. Ach, het interesseerde me ook helemaal niet meer. 't Enige waar ik naar ver langde was een snelle dood. 'k Was broodmager en to taal uitgeput! Na de tocht per benenwagen van mijn barmhartige Sa maritaan werd ik in een auto gelegd. Snel werd de rit ingezet naar een adres, waar meer van zulke stumpers, als ik, zich bevonden. Ik werd aan een paar andere han den overgedragen, die me voorzichtig in 'n warme hand doek wikkelden. Mijn paarse bevroren pootjes werden met 'n heerlijke massagecrème weer tot leven gemas seerd. Er was werkelijk niets meer over van mijn fiere mannetjesbergeendenallure. Alleen, 'n zielig bundeltje handdoek, dat op nèg een doek, op de verwarming op temperatuur lag te komen. Heel langzaam begon ik weer aandacht voor mijn omge ving te krijgen, 't Was daar in huis 'n drukte van belang:

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1976 | | pagina 36