vemoeveuAK met meer> \n
senouu/en vooPKomenDe'onwuiwen
9f
over3 \jo\even en enm l
Over goede en slechte zaken van de door de oudere ge
neratie toch dikwijls met een bepaald heimwee-gevoel
aangehaalde "goeie ouwe tijd" zou heel wat geschreven
kunnen worden! Vooropgesteld: ik behoor zelf tot die
oudere generatie! Ditmaal wil ik me echter beperken
tot de herinnering aan een karwei dat ik zelf altijd als
erg onprettig heb ondervonden. Ik bedoel het wieden
met de schrepel, U weet wel, dat korte wiedijzer, in
Schouwen ook wel "het akkertje" genaamd (afkomstig
van het Nederlandse "hak").
Toegegevei* het was (en is nog) een manier van onkruid-
bestrijding, die het milieu niet verontreinigd. Maar
moeilijk en vermoeiend was het wel! Want deze werk
zaamheid eiste dat je, in de wiedtijd, de hele dag met
het lichaam gebogen tot een minstens rechte, maar
doorgaans scherpe hoek, met de neus omlaag, over de
akker sjouwde! Pogend niet achterop te geraken bij de
anderen, want dan stond je voor schande op het land!
Dikwijls heb ik in die tijd de constructie van het men
selijk lichaam bewonderd. Want na de hele dag gebo
gen te zijn geweest, met een pijnlijk gevoel in "dat
bêên in de rik rug)", was het 's avonds toch weer
mogelijk geheel recht in bed te liggen!
Aan mijn, doorgaans oudere, metgezellen in de arbeid
heb ik eens verteld dat ik in Zuid-Beveland dergelijk
werk had zien doen met een lange schrepel. En ik vroeg
hun zich eens in te denken wat een genot het moest zijn
daarmee recht overeind te kunnen wieden! De reaktie
was averechts! "In Zuud-Beveland kun ze dat wé doe,
want dèr ze vee minder vuulte (In Z. -B. kunnen
ze dat wel doen, want daar hebben ze veel minder on
kruid! En, om me helemaal klein te krijgen werd er
nog aan toegevoegd: "jie bin toch nie benauwd van 't
werrek?" (jij bent toch niet bang van 't werk?).