éénmaal 1928) Z. O. van Haamste
de tussen het graan.
Blauw walstro, Sherardia arvensis L. (Rubiaceae).
Vroeger aan de oostzijde van de
Meeldijk (Haamstede). In 1965 één
plantje tussen suikerbieten aldaar.
Korenbloem, Centaurea cyanus L. (Compositae
In 1934 in roggevelden langs de
Kloosterweg (Haamstede).
Die Korenbloem kwam in de jaren rond 1920 ook veel
voor in het vlas. Het in die jaren gebruikte zaaizaad
(lijnzaad) werd veel geïmporteerd uit de Baltische
landen, die bekend waren om de goede kwaliteit van
hun vlas-stro. Dit zaad werd "tonzaad" genoemd, soms
ook wel "Riga-tonzaad", naar de uitvoerhaven Riga
(destijds hoofdstad van Letland, thans, na de inlijving
bij Rusland, hoofdstad van de Lettische Sovjetrepubliek).
Men kweekte toen nog vrijwel uitsluitend blauwbloeiend
vlas. Witbloeiende rassen waren nog in opkomst.
Nog even komen we weer op het wieden terug. Want
ook vlas moest worden gewied. Dat moest al vlug na
het opkomen gebeuren, nog voor de vlasakker zijn ty
pisch groenwollig uiterlijk kreeg. De platgetreden
jonge vlasplantjes hadden dan nog het vermogen weer
rechtop te gaan staan. Trouwens, het wieden moest
gebeuren op je sokken! In geen geval op klompen. Ge
lukkig moest het gewas dan droog zijn. Dikwijls deed
de "vlasbaes" voor dit werk een beroep op de school
jeugd. Het onkruid werd met de hand geplukt of met
een mes weggesneden (dit laatste vooral in geval het