50 distels waren). Het is te begrijpen dat jonge onkruidplantjes die op de jonge vlasplantjes geleken de wied-dans wel ont sprongen. Voor de vlasser niet zo leuk, maar de plan tenliefhebber kon er, als ze tot bloei kwamen, aardige buitenbeentjes in vinden. Zelf vond ik zo: Bolderik (Agrostemma githago L. Veldkruidkers (Lepidium campestre L. Huttentut (Camelina sativa L. Vlaswarkruid (Cuscuta epilinum Whe. en de al eerder genoemde Korenbloem. Deze laatste soms zo overvloedig, dat de vlassers er een naam aan gaven, nl. "tonneblommen" (naar het "tonnezaed" dus). Vlaswarkruid is een parasiet op de vlasplant. Ik trof deze aan in 1921 in een vlasveld zuidelijk van Haam stede, en in 1922 bij Scharendijke. Haamstede, april 1 97 Tot dit broedseizoen stond de boomleeuwerik voor Schou wen als wintergast genoteerd. Wanneer de gure winden over de akkers vegen en men er tranen in de ogen krijgt, kan het gebeuren, dat er plotseling een troepje bruine vogeltjes met kleine waarschuwingskreetjes opvliegt en een eind verder weer neerstrijkt. Ze lijken dan op de donkere akker verdwenen. Een kijker kan dan uitkomst brengen om ze te zien en te determine ren. Het kunnen dan boomleeuweriken zijn. Wanneer ze dan verder gestoord worden vliegen ze buiten het gezicht weg. Een uur later zijn ze dan waarschijnlijk weer op hun oude plaatsje terug, omdat daar veel te halen is. Een winterdag is kort en er moet dan zoveel mogelijk ge- fourageerd worden om voldoende energie voor de lange nacht te hebben. Een gevaar vormen in die tijd de roof- J. P. C. Boot

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1976 | | pagina 52