8 ven liggen, omdat er onvoldoende inventarisatie-materiaal voorhan den was. Zo vindt u niets over het buitengewoon bekoorlijke gebied tussen de Hoge- en Lagezoom, waarover wij ons toch wel bijzonder ongerust maken. En neem nu bijvoorbeeld de walletjes. Ongetwijfeld moeten deze een grote diversiteit bezitten. Door de ligging in vrijwel alle richtingen ten opzichte van de zon, meer of minder schaduw, breder of smal ler, hoger of lager, ouder of jonger, moeten er meerdere gradiën ten ontstaan. Op de walletjes langs de Laone en de Luieweg komt de zeldzame voorjaarshelmbloem vrij talrijk voor, komen ze ook voor op de walletjes die niet langs de openbare weg liggen? Hoeveel meter wallen zijn er in totaal nog over en hoe is hun toe stand? Met welk beheer kunnen zij het beste bewaard blijven? Alle maal vragen die nog beantwoord moeten worden vóór het definitief te laat is. De elzenmeten zullen nog meer problemen opwerpen, dit oudste ont- ginnings - systeem dient als cultuurmonument bewaard te blijven. Een ontginnings-systeem echter dat wel bijzonder arbeidsintensief was, het verschafte zomer- en winterwerk tegen een karige opbrengst, een exploitatie die thans onmogelijk geworden is. Een beheer van "niets doen" lijkt op het eerste gezicht nog het meest voor de hand te liggen. Maar dan komt er geleidelijk aan iets heel anders tot stand dat moge lijk op een betere manier ook zeer interessant kan zijn, maar de elzenmeten blijven dan voor de toekomst beslist niet behouden. Een veertig jaar geleden had Boer Van Sluys op de Wilhelminahoeve een exploitatievorm gevonden voor zijn elzenmeten n. 1. V. C. J. C. - en N. J. N. -kampen. Dat leek een mogelijke oplossing, maar ieder kan thans de treurige resultaten zien: massa-recreatie. De suggestie om een zeer beperkt aantal tentenkampeerders op de elzenmeten toe te laten zou een oplossing kunnen zijn. Of de exploitatie sluitend te krijgen is, met de geringe dichtheid die wij toelaatbaar achten, zou nader onderzocht moeten worden. Het zou waarschijnlijk toch een dure vorm van kamperen worden, met een zeer lage graad van voorzieningen, de behoefte is er echter wel. Het gaat trouwens niet om mooie plekjes of waardevolle gebiedjes alleen, maar om het behoud van een geheel landschap met cultuur historische en biologische waarden. Een gebied met afwisseling van open weilanden (vroongronden), be sloten bcsj es, boomgaarden en akkertjes veelal met houtwallen omringd. Een gebied waar de (ver keersarme wegen uitzicht op groene ruimten geven en niet op aaneengesloten bebouwing met een stedelijk karakter. Een gebied zonder illegale penetratie van caravans en andere bouwsels, zonder ondoordachte beplanting op plaatsen waar het juist niet hoort. Het lijkt mij dat we de oplossing zullen moeten zoeken in het kader van twee van de drie z. g. Groene Nota's en wel de "Nota nationale parken" en de "Relatienota". De derde, de Nota nationale Land schapsparken, komt op ons eiland niet in aanmerking, deze laatste is tevens het meest omstreden stuk in agrarische kringen. Helaas denkt men nog teveel dat natuurbescherming strijdig is met hun be langen, mijns inziens niet terecht. Natuurbescherming en grondge bruikers zullen elkaar moeten vinden!

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1977 | | pagina 10