duinweilanden
De duinweilanden werden alleen benut voor beweiding van schapen en
jongvee. In de Westhoek worden deze droge duingraslanden vroongron-
den genoemd, hetgeen oorspronkelijk land van de heer betekende. De
heren van Renesse waren bezitters van deze gronden en oefenden er de
rechtspraak uit, vandaar Oosteren- en Westeren Ban. In dit gebied
ontwikkelden zich "kampontginningen" als in Oost-Nederland: door
houtwallen omgeven akkers.
De ontginningen in de duinstreek tussen 1750 en 1800 staan niet op
zich. Het was een tijd van grote agrarische activiteit; inpolderingen,
nieuwe landbouwmethodes. De bevolkingsdruk verplichtte hier ook toe;
de graanprijzen stegen en daarna de pacht. Het leidde ook tot een in
tensivering van de kleine akkerbouwbedrijfjes. 4)
Een verbinding van de middeleeuwse akkers met de 18/19e eeuwse is
mogelijk, doch acht ik voor Schouwen niet waarschijnlijk. Ik grond
dit o. a. op het niet doorlopen van de naam hayman voor akker. Op
Goeree geeft de naam haemete daar wel aanleiding toe. Een "haemete"
was op Goeree omgeven door een "schurvelienk": een lage zandwal
als vee- èn eigendomsscheiding.
Reeds in de Beschrijving van Goedereede uit 1680 van Van Dam lezen
we "dat de Huijsluijden veel Haeijmeeten besitten daerse weije van
maken, ende altemets eens met Boekweijt of Rogge besaeijen" 5)
Ook op de tussen 1750 en 1800 ontgonnen Heeveringen op Voorne ko
men dergelijke afscheidingen voor: "Het land is in eens omringd van
een goede grup en schelvering" 6)
In Vlaanderen werd eveneens het woord "schelveringe" gebruikt 7).
Op Schouwen ben ik "schurvelienk" of "schelvering" in deze beteke
nis niet tegengekomen en het is niet terecht dit woord hier dus te ge
bruiken.
Het woord zelf is wellicht verwant met het Engelse shelf: zandbank.
Het is in ieder geval niet afgeleid van schurvelen, dat is een volks
etymologie van Goeree.
De duinvlaktegronden (Dp) zijn plaatselijk ontgonnen tot akkertjes en
weiland, (b.v. omgeving Hoogenboomlaan, Renesse) Men egaliseerde
het woeste duingebied en wierp het zand en de plaggen op -aanvanke
lijk- zeer lage wallen die tevens als eigendom sscheiding belangrijk
waren. Het lage grondwaterpeil 's zomers veroorzaakte veel verstui
ving op deze tuinen of akkertjes. Het zand werd dan afgeschept en op
de wal geworpen. Ook stoof het wel tussen de takken op de wal. Om
minder last van de wind te hebben werd de wal beplant: dat was tevens
nodig als veekering in een tijd zonder prikkeldraad.
Ook werd dieper gegraven om bij iets rijkere of vochtiger grond te
komen. Rond de akkers werden ook wel elzenhagen aangelegd. Deze
bomen onttrekken geen voedsel aan de grond en het blad geeft een
stikstofbeme sting.
De tuinlandjes moesten eigenlijk zwaar bemest worden, maar daar
aan was op Schouwen vaak gebrek. (Bij Scheveningen werd "puf",
visafval, benut)
Was de grond uitgeput na een paar jaar dan werden het vaak weer