22 duinweilanden. De ontginning van de vlakke delen van het duin in elzenmeten en tuin landen treffen we in de 18e eeuw langs de gehele Nederlandse kust aan. In Holland ontstonden zo de "kroften" of "krochten", waar vooral rogge en aardappelen, maar ook wel haver, gerst e. a. werden geteeld. De wallen daar waren beplant met meidoorns, liguster, duindoorn, popelstek of kluitdennen. 8) Op Ameland heetten de oude ontginninkjes in de duinen "hiemen": "kleine stukken bouwland, aan alle kanten door dijkjes omgeven" 10) -kaart 3- Een prachtige be schrijving van precies zo'n duinakker-landschap gaf de Franse geograaf R. Blanchard 9). II faut d'abord protéger le champ contre ses grands ennemis, m>) /aQ le vent et le lapin. Dans ce but, 1'"akker" est souvent creusé d'un mètre dans le sable, ce qui a l'avantage de fournier aux jjaMUkf plantes un sol moins meuble; avec ce qu'on a enlevé, on édifie autour du champ une véritable diguette de sable (barm que l'on plante d'orgats', d'argousiers, ou de branches sèches fichées en terre. Ce sont de vrais champs enterrés. Na een beschrijving van de begroeiing rondom en van de problemen rond de bemesting (stalmest, stadsvuil, visafval en wier): "C'est ainsi qu'on peut faire pousser, force de soins, du seigle, de la pomme de terre, et des légumes. Voor de situatie tussen 1850 en 1900 hebben we beschikking over de topografische kaart en voor een reeks van jaren het "Verslag omtrent de Voortbrengselen van den Landbouw voor zoo veel betreft den oogst van 18.. mitsgaders omtrent den toestand van het vee, enz. (Renes- se, Burgh, Haamstede)" (Oud-Archief gemeente Westerschouwen) Overheersend is de indruk van het zeer schrale bestaan dat de mensen hier hadden, terwijl de bevolkingsdruk steeds toenam. doch overbevolking, die algemeene Kwaal, waar de Maatschappij aanlijdt, is ook hier de voornaamste reden") Met de elzenmeten ging het minder goed: 1854 Renesse: "Het elzenhout neemt af" 1876 Haamstede: "Langzaam achteruitgaande staat van het houtgewas" In de verslagen van Renesse worden als oorzaak genoemd: - gebrek aan beschutting tegen zeewind (1854) - veroudering der tronken (1856) - droogte (1865) - het elzenhout heeft veel geleden van de kleine zwarte rups (larven van het elzenhaantje) (1868) In 1888 staat er dat het elzenschaarhout "over het algemeen achter uitgaande, waarvan een grondige oorzaak niet kan worden opgegeven" In het verslag van Burgh (1882) wordt geklaagd over zandverstuivingen vanuit de Domaniale duinen met de verzuchting: "Niets wordt tot beteugeling daarvan aangewend" Als natuurlijke oorzaak denk ikzelf vooral aan verlaging van het grond water en ook aan ontginningen waarbij van de elzenmeet weiland, bouwland en later boomgaard of bloembollenveld werd gemaakt. In het weiland bij "De Kapel" in Renesse zijn nog de restanten van oude grep pels ("reetjes") van een elzenmeet te zien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1977 | | pagina 24