Wellicht tengevolge van de hogere ligging dezer beide polders (bo
ven hoogwaterpeil) bestond bij de Westhoekbevolking een spraakge
bruik, dat zich lang heeft weten te handhaven. Als het ging om een
plaatsaanduiding in de Bannen, werd gezegd: bp de polder.
Betrof het daarentegen de lagere klei- of zavelpolders, dan sprak
men van: In de polder. Doorgaans gebruikte men in het laatste
geval ook de naam van de polder. Dus bv. .in de Burghse polder.
(ouderen: in Burghambacht.
Uit mededelingen van oudere bewoners en schrifturen blijkt dat de
Westschouwse bebosssing in ieder geval in de vorige eeuw voor een
zeer groot percentage uit elzen bestond.
Smallegange (Cronyk van Zeeland) schreef al in de 17e eeuw over
een "plantagiedie begint bij "Den Heert", en "met een zeer lan
ge rij" via de dorpen Renesse, Haamstede, Burgh en Westenschou-
wen eindigt bij de "zandbergen" tegen de zee. Verder schreef hij
in dit verband over beplantingen met "elzen en opgaande bomen".
Te zien aan wat ons thans nog hiervan rest moet het uitsluitend de
Zwarte els (Alnus glutinosa L. zijn geweest. (De Grauwe els (Al-
nus incana L. vinden we wel gebruikt als windscherm in boom
gaarden).
Glutinosa betekent kleverig. Jonge twijgen, knoppen en bladeren van
de Zwarte els zijn erg kleverig. In onze schooljaren plakten we de
jonge blaadjes wel op onze handen of armen, waardoor dan een tij
delijke afdruk van de karakteristieke nervatuur de huid sierde.
In nog bestaande bossen, zoals bij het Landgoed Slot Haamstede en
aan de Hoogenboomlaan bij Renesse, wordt nog de begreppeling
aangetroffen, bestemd om, vooral vroeger, overtollig opperwater
af te voeren. Duidelijke sporen van zulke greppels zijn nog te zien
"op" de polder aan de Vroonweg, ten zuiden van Renesse, waar het
bos allang verdwenen is. Het perceel wordt nu beweid.
De door de begreppeling ontstane smalle perceelsstroken (sommige
zijn slechts 3 cl 4 meter breed) worden (nog) meetjes genoemd (de
uitspreken als in weer). Toen ze langs de greppels nog met
elzen begroeid waren sprak men van elzenmeetjes.
Op de vraag waarom de els zo rijkelijk in onze Westenschouwse
meetjes vertegenwoordigd was (en nog is), en of dit is gekomen
door menselijk toedoen, of een gevolg is van andere factoren, is
moeilijk een antwoord te geven. Wel zijn een aantal eigenschappen
van de els op te noemen die voor de verbreiding van belang kunnen
zijn geweest:
a: ongevoeligheid voor grote schommelingen in de waterstand;