een stam zit, terwijl de tronk vlak boven de grond is gevormd. Dat men dit bij de els kon doen, hetgeen een gemakkelijker werken, nl. met beide benen op de grond, mogelijk maakte, komt doordat tussen de bomen geweid vee niet van elzenblade ren of -twijgen eet. Bij wilgen is dit wel het geval en is men dus genoodzaakt bij het knotten zo ver omhoog te gaan dat vee er niet bij kan. Dat men, ondanks deze moeilijker bewerking, toch nog al wat knotwilgen tussen of naast de elzen zag, vindt zijn oorzaak in de betere geschiktheid van wilgen voor bepaal de doeleinden op de boerderij, als bv. palen voor afdrading van weiland en "toloutersDe laatste dienden bij de oogst van bruine bonen als spil voor de bonentollen. Dit waren ci lindervormige, smalle opstapelingen van een paar meter hoog om het gewas nog enige tijd te laten narijpen. Elzenhout was hiervoor te bros, en knapte bij wind te vlug af. ad d. Betreffende weidend vee zie onder c. Dat konijnen weinig scha de aan els toebrengen is wellicht één van de oorzaken van de ruime verbreiding van deze houtsoort in de vooral vroeger zeer rijk met konijnen bevolkte Westhoek. ad e. De els staat bekend als een zeer goede bodemverbeteraar. Het blad vormt een goede humus. Daarnaast werkt de boom stikstofverrijkend. Er bestaat nl. een symbiose tussen de els en de straalschimmel Actynomyces alni. Deze schimmel leeft in de wortelschors en veroorzaakt daar knobbelvormige woe keringen. Zij bezit het vermogen luchtstikstof te binden tot belangrijke plant envoe dings stoffen. Profiterend van deze bodemverbetering door de els en tevens van de door deze geboden beschutting, konden zich in de meet jes ook andere loofbomen en houtige gewassen ontwikkelen. Berken en wilgensoorten, evenals de els bestand tegen extreme schommelingen in de grondwaterstand, zullen al vroeg mede vertegenwoordigd zijn geweest. Bessen etende vogels kunnen hebben gezorgd voor de uitzaai van struiken als meidoorn, lijsterbes, hulst, vlier, braam, framboos, wilde roos, kam perfoelie, terwijl de mens hoog opgaand geboomte plantte als abeel, populier, iep, es, esdoorn, beuk, eik. De eik werd (en wordt) trouwens ook gezaaid door Vlaamse Gaaien. In de bossen van het Landgoed Slot Haamstede ziet men op sommige plaatsen al de genoemde soorten vertegenwoordigd, tussen de elzenmeetjes. Deze bossen van het Slot zouden, in deze samenstelling, zijn aangeplant in de 17e eeuw. 7) Misschien speelde toen ook, hier in Haamstede, wel mee de stimulans van Vader Cats tot hernieuwde aanplant van bossen. De bouw der grote steden en vooral de scheepsbouw (80-jari- ge oorlog!) hadden een zo grote tol geëist van de Nederlandse bossen, dat in 1640 kon worden gesproken van een dieptepunt van ontwouding. Tevoren moeten er in de Westhoek van Schouwen al eiken heb ben gegroeid, zo hoog en dik, dat ze voor honderd gulden per stuk werden verkocht8)

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1977 | | pagina 36