dieren en de elzen 39 De eertijds dichte elzenbebossing moet een uitstekende beschutting hebben geboden aan een zeer gevarieerd dierenleven. Tal van klei nere zoogdieren vonden in de tronken of in de greppels een goede huisvesting. Een paar ervan, de één bijna, de ander geheel uitge storven, dienen even te worden genoemd: - de bunzing (Putorius putorius); vroeger een vrij geregelde ver schijning in bos, duin en polder, waarvan de "velle tjes" goed werden betaald. Men hoort er nu nooit meer van! Hopelijk is er misschien nog ergens een plaatsje in de Westhoek waar de soort zich kan hand haven. Ze horen er nu eenmaal ook bij. - de visotter (Lutra lutra); kinderen, die rond 1890 via "de" Sluis- pad naar de school te Haamstede gingen, moesten daarbij de Moerweg kruisen, waarlangs 't Laopen- de waeter" stroomde (een vrij brede sloot, die duin water uit de omgeving van Burgh afvoerde naar de polder). Ze waren bang van de otters die ze daar soms in zagen. 15) (De sloot liep langs het al eerder genoemde Otterbos). Nog omstreeks 1910 moesten melkveehouders, die hun koeien weidden in Armhoek, erop toezien dat deze dieren niet gingen liggen herkauwen nabij de sloten, aangezien dan soms otters kwamen opdagen, die de melk uit de uiers zogen. 16) Dat er vogelsoorten zijn die zich voeden met de zaden van de els zagen we reeds. Dat er voorts een aantal soorten nestelt op, in, of onder de "tronken" of in de "bovenbouw" van de els, kan ieder een weten die weieens naar nesten heeft gezocht (zonder verkeerde bedoelingen naar we hopen!). Vooral deze in de elzen broedende soorten zullen zich voeden met de insekten, die in diverse ontwik - kelingsvormen op of in de els voorkomen. En dat zijn er nog al wat! De gelegenheid doet zich voor bijzondere aandacht te schenken aan de vlinders (of zo u het wetenschappelijker wil, aan de Lepidoptera of Schubvleugeligen), die als rups leven van bladeren of andere de len van de els. Waarbij voorop gesteld moet worden dat de meeste dezer vlindersoorten als rups toch ook nog wel van andere loofhout soorten kunnen leven. De natuur (of zo u wilt de schepping) is in deze erg voorzichtig en stelt doorgaans een bepaalde soort niet uit sluitend afhankelijk van slechts één voedingsplant In de jaren I960 - 1965 stelde het toenmalige R. I. V. O. N. (thans R. I. N. een onderzoek in naar de in de Westhoek voorkomende vlindersoorten (Macro-Lepidoptera, de "grotere" soorten dus, waartoe overigens ook heel wat kleine schepsels behoren). Dit onderzoek werd gedaan door ons lid, de entomoloog W. J. Boer Leffef, Hoofdassistent A bij het R. I. N. S. b. b. thans gepensio-

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1977 | | pagina 41