49
De bodem van het binnenduinlandschap van Schouwen bestaat uit
voedselarm duinzand, dat in het verleden door de wind is afgezet.
In tegenstelling tot het buitenduin kent het landschap weinig hoogte
verschillen en staat in de natte jaargetijden het grondwater in de
lage gedeelten vaak boven of net onder het maaiveld. Op vele plaat
sen heeft de mens zich hier gevestigd, en huizen gebouwd, bomen
geplant, of de grond op een andere wijze in kuituur genomen.
De grond is er echter niet erg vruchtbaar en steeds moest er in het
verleden gevochten worden tegen het vanuit het buitenduin instuiven
de zand. Grote oppervlakten waren dan ook alleen maar geschikt
om vee op te laten grazen. Omdat hierbij geen bemesting plaatsvond
verschraalde de toch al arme zandbodem steeds meer. Zo ontstond
een levensgemeenschap, waar een lage dichtheid van planten-etende
dieren genoeg was om opslag van boompjes of een successie
naar struweelvegetaties tegen te gaan.
De hoger gelegen ruggen en het grootste gedeelte van het meer of
minder geëgaliseerde voormalige kultuurland hebben een korte open
mos- en korstmosrijke graslandvegetatie, die eigenlijk alleen de
naam gemeen heeft met de graslanden, zoals we die in het polder
gebied kennen. Zij wordt gekenmerkt door een groot aantal droog-
teminnende planten, die we alleen vinden in de duinen en op schrale
open plekken in heidegebieden. Op de lagere en daardoor vochtiger
en iets voedselrijkere gedeelten groeien vegetaties, die verwant
schap vertonen met valleivegetaties in het buitenduin. Vaak vinden
we hier weer weelderige begroeiingen, waarin de Kruipwilg een
belangrijke rol speelt, van enkele 1 O-tallen centimeters hoogte.
Het vroongraslandenlandschap is in Nederland uitgesproken zeld
zaam en komt behalve op Schouwen eigenlijk alleen op Goeree nog
over grotere oppervlakten in goed ontwikkelde vorm voor. Bodem-
kundig bezien wordt het gekenmerkt door een kalkarme zandbodem.
Hieraan, aan de overgangen naar het kalkrijke buitenduin en het
kleipoldergebied en aan de vele overgangen van de droge voedsel-
arme ruggetjes naar de wat rijkere vochtige laagten ontleent het
zijn grote botanische betekenis.