51
de vroongraslanden waren uitgezet voorkwamen. De omgrenzing
van deze proefvlakken is aangegeven op kaart I.
In 1975 hebben in de geïnventariseerde vroongraslanden, met een
oppervlakte van ca. 350 ha, 18-20 soorten vogels gebroed, met
in totaal ca. 1100 broedparen. De meest talrijke hiervan waren
Kievit, Scholekster, Veldleeuwerik en Tapuit. Deze soorten kwa
men over vrijwel het gehele vroongraslandengebied voor, zij het
in wisselende dichtheden. Bovendien komt waarschijnlijk van al
deze soorten meer dan de helft en van Kievit, Scholekster en Tapuit
wellicht meer dan driekwart van de broedpopulatie van het gehele
duingebied op de vroongraslanden voor.
Ook de Bergeend werd in de meeste proefvlakken waargenomen. In
1975 verbleven op de vroongraslanden ca. 60 h. 7 0 paar Bergeenden,
waarvan waarschijnlijk slechts enkele 1 0-tallen paren echte broed-
vogels waren. Omdat de niet geslachtsrijpe, maar wel gepaarde
vogels niet goed te onderscheiden waren van de echte broedvogels
was een betrouwbare schatting van de laatste kategorie niet goed
mogelijk.
Zowel Tapuit als Bergeend nestelen voornamelijk in konijnenholen,
die vooral in de hogere drogere gedeelten te vinden zijn. In de uit
gestrekte meer of minder vochtige laagten, zoals die vooral in de
eigendommen van de Familie Moolenburgh voorkomen, ontbreken
deze soorten dan ook meestal. Deze laatste terreintypen, die in
het voorjaar van 1975 nog voor een groot deel onder water stonden,
herbergen echter weer verschillende soorten, die op de hogere de
len ontbreken. Behalve aan soorten, die direkt aan water gebonden
zijn, zoals enkele eendachtigen, Meerkoet en Waterhoen, moeten
we hierbij ook denken aan vogels die een vochtiger bodem met vaak
wat meer dierlijk leven of een wat weelderiger vegetatie prefereren,
zoals Tureluur, Wulp, Gele Kwikstaart en Rietgors. Misschien
hoort in dit rijtje ook de Grutto thuis, maar deze soort kwam op de
vroongraslanden nu juist op enkele drogere gedeelten voor, waar
het gras door een minder intensieve begrazing wat hoger was. Dit
sluit aan bij het voorkomen in andere weidevogelgebieden, waar de
Grutto zich als een typische hooilandvogel gedraagt.