52
Over het broedvogelbestand van vroeger jaren is weinig bekend. In
het archief van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer bevinden zich
een aantal brieven van o. a. de Heer Moolenburgh. Hieruit blijkt,
dat in 1954 nog enkele paren Kluten en Kemphanen op de vroongras
landen broedden. Ook maakte hij voor dat jaar melding van het broe
den van grote aantallen Gele Kwikstaarten. In het jaarverslag van
de Vogelwacht Schouwen-Duiveland over 1954 wordt melding gemaakt
van het voorkomen van de Kemphaan en de Watersnip in het binnen-
duingebied. Het lijkt waarschijnlijk, dat deze vogels in de vroon
graslanden gebroed hebben.
In 1959 broedden, blijkens gegevens van de Heer Moolenburgh op
ZOO ha vroongrasland Z - 3 paar Wulpen, ZO paar Grutto's, 1Z -
15 paar Tureluurs en minimaal 70 paar Kievitten. Voor 1964 ver
meldt de Heer L. Kouwen nog 17 paar Grutto's. Waarschijnlijk kan
de konlclusie worden getrokken, dat sinds de 5 0-iger jaren de aan
min of meer vochtige bodems gebonden weidevogels geheel verdwe
nen (Kemphaan, Watersnip, Kluut) of sterk achteruitgegaan zijn
(Grutto, Tureluur, Wulp, Gele Kwikstaart).
Anderzijds is het opvallend, dat een achteruitgang van de ook op
de hogere gedeelten voorkomende Kievit, in ieder geval minder
duidelijk is. Een aantal van minimaal 7 0 paar op ZOO ha in 1954
levert een dichtheid op van minstens 3, 5 paar per 10 ha, terwijl
in 1975 in de ca. 15 proefvlakken een gemiddelde dichtheid van ca.
4 paar per 10 ha werd gekonstateerd.
Ondanks het feit, dat de afgelopen jaren een aantal soorten als broed-
vogel verdwenen of sterk achteruitgegaan zijn, hebben de vroon
graslanden nog steeds een belangrijke funktie als broedgebied voor
weidevogels. Allereerst natuurlijk omdat hier een aantal vogelsoor
ten nestelen, die in landelijk verband meer of minder schaars zijn
of achteruit gaan, zoals Wintertaling, Slobeend, Bergeend, Wulp,
Tureluur en Tapuit. Daarnaast hebben de vroongraslanden lokale
ornithologische betekenis, omdat zij voor een aantal soorten het
belangrijkste broedgebied binnen de duinen van Schouwen zijn (Grut
to, Gele Kwikstaart, Kievit, Scholekster, Tapuit en in mindere ma
te ook voor Slobeend, Patrijs, Tureluur en Veldleeuwerik). Ook
moet gewezen worden op het grote aantal broedende Tapuiten. De
Tapuit is in Nederland een vrij schaarse broedvogel; die vooral
broed in open duin- en heidegebieden, met een korte grazige vege
tatie. Een vergelijking met enkele regionale avifauna's leert ons,
dat het bestand op de vroongraslanden van Schouwen (ca. 60 paar
op 350 ha) zonder meer goed genoemd mag worden. In de open duin
gebieden van Ameland (ca. 1700 ha) en Schiermonnikoog (ca. 550 ha)
en in de duinen van Noord-Holland (ruim 8000 ha) broeden resp.