^§8
53
ca. 50, 25 en 100 paar (vgl. Valk, 1976; Mooser, 1973 en Zomer
dijk e. a. 1971), terwijl op een aantal open terreinen op de Veluwe
(totaal 2100 ha) en op het landgoed "Planken Wambuis" bij Ede (ruim
1000 ha open heidegebied) resp. 25 en 5 paar broeden (Van den Bergh,
1975; Van Rossum, 1975).
Afgezien van het bovenstaande hebben de vroongraslanden nog een
belangrijke betekenis als weidevogelgebied, doordat ook elders al
gemene broedvogels er in hoge dichtheden voorkomen. Gebieden
waar soorten als Kievit en Scholekster over grote oppervlakten
dichtheden bereiken van 4 paar per 1 0 ha zijn in Nederland zeld
zaam geworden en ook wat dit betreft mogen de vroongraslanden
van Schouwen tot onze beste weidevogelgebieden gerekend worden.
Tabel I. Weidevogels in de vroongraslanden van Schouwen.
Soort
Totaal
vroon
grasland
Totaal
duin
gebied
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
gem.
Oppervlakte (ha)
350
13
27
22
26
10
49
7
11
9
15
17
18
13
11
13
Kievit
130 -
150
160 - 180
8
4
3
2
8
4
9
1
2
1
4
3
1
2
5
4
Scholekster
130 -
170
180 - 220
7
4
3
2
7
2
10
2
2
3
4
3
1
5
6
4
Veldleeuwerik
240 -
310
400 - 500
8
11
10
7
3
6
7
12
12
11
7
7
6
6
6
8
Graspieper
120 -
140
230 - 270
5
2
4
4
1
1
4
4
3
4
1
1
3
2
2
Tapuit
55 -
65
70 - 90
1
2*
2
2
1
1
3
4
3
2
3
1
3
2
2
Ber geend
2
1
1
2
4
4
3
1
1
Tureluur
9 -
10
12 - 14
1
1
1
1
Grutto
11 -
15
12 - 15
1
1
Waterhoen
20 -
25
70 - 100
1
2
4
Wilde Eend
25 -
45
ruim 100
2
1
Slobeend
17 -
25
30 - 40
2
1
2
Wintertaling
8 -
10
20 - 40
1
1
Zomertaling
1
1 - 2
Patrijs
12 -
14
15 - 25
1
1
1
Fazant
Meerkoet
ca. 11
ca. 30
1
Wulp
1 -
2
6 - 7
1
Witte Kwikstaart
enkele
1
Gele Kwikstaart
4 -
6
4 -
1
Rietgors
3 -
5
25 - 35
2
1
Toelichting:
De 2 eerste kolommen geven een totaalschatting vpor resp. het ge-
inventariseerde gedeelte van de vroon graslanden en van het onder
zochte gedeelte van het duingebied.
De andere kolommen geven de dichtheden per 1 0 ha in een aantal
proefvlakken.
in de eerste kolommen betekent, dat de soort wel als broedvogel
voorkwam maar dat geen betrouwbare kwantitatieve schatting ge
maakt kon worden.
In de kolommen met dichtheden betekent een dat de betreffende
soort in dat proefvlak voorkwam met een dichtheid van minder dan
0, 5 paar per 10 ha.