85
ger liggen, want maar een gering deel wordt op de
weg gevonden, terwijl er nog velen in de dekking ster
ven.
Nogmaals van deze getallen schrikken we toch wel
even
Het rapport somt dan een aantal aanbevelingen op om
te trachten het doodrijden van deze dieren te voorko
men, of in ieder geval deze getallen flink te verlagen.
Hierover staat in het rapport o. a. het volgende:
De aanbevelingen kunnen worden gesplitst in twee delen.
Het eerste voor de weggebruiker, het tweede voor de
genen die belast zijn met aanleg en onderhoud van wegen
en de onderzoekers die naar aanleiding van dit rapport
verder onderzoek willen doen.
Aanrijdingen met dieren zijn niet altijd te voorkomen.
De automobilist die naast zijn noodzakelijke aandacht
voor het verkeer oog heeft voor de fauna op en langs
de weg en zijn rijden hieraan aanpast, zal over het
algemeen weinig slachtoffers maken. Voedsel vanuit
de auto op de weg werpen is uit de boze. Lijkt het erop
dat een dier dreigt te worden aangereden, dan is -in
dien het overige verkeer dit toelaat- snelheid vermin
deren, claxonneren of knipperen met de lichten en
desnoods pompend remmen aan te bevelen.
Er moet in geen geval plotseling gereageerd worden.
Dit heeft al veel ernstige ongelukken veroorzaakt.
Bij de aanleg van wegen zou geprobeerd kunnen worden
geen bes of andere vruchtdragende heesters of bomen
in de bermen aan te planten.
Indien bij de aanleg van een weg een keuze gemaakt
kan worden tussen een verdiept of een verhoogd aan te
leggen tracé, verdient voor wat de fauna betreft het
eerste de voorkeur.
Maaien van bermen dient zo mogelijk in het naseizoen
plaats te vinden en niet met een grote frekwentie. In
het naseizoen zijn de bermen voor de dieren niet meer
zo aantrekkelijk en tevens past dit in het beleid zoals
dit momenteel gevoerd wordt om de flora in de weg
berm een kans te geven.
Ook is het raadzaam doodgereden dieren en afval zo