Het overzicht van de door 17 waarnemers verzamelde gegevens laat ik deze keer voorafgaan door wat per soonlijke ontboezemingen. De aanleiding daartoe is gelegen in enkele ervaringen van dit jaar, die naar ik meen de aandacht verdienen van degenen, die het met de natuur in de Westhoek goed bedoelen. Allereerst geef ik in het kort enkele opmerkingen van de bij ons welbekende bioloog, drs. J. Mennema in een voordracht op de conferentie over "Milieu en de lagere overheden", op 13 oktober te Utrecht. Hij pro pageerde daar een professionele inventarisatie van de flora en fauna in potentieel waardevolle natuurgebieden om met behulp daarvan te kunnen vaststellen wat zo'n gebied aan menselijke invloeden van allerlei aard heb ben kan. Bovendien zou door regelmatige herhaling van de inven tarisatie de invloed van ingrepen kunnen worden bepaald, hoewel het dan jammer genoeg wel eens te laat kan zijn. Hij noemde-in zijn lezing de gemeenten - een groot deel van zijn gehoor - de instanties die de laatste krui meltjes natuur aan hun aktiviteiten opofferen. Dat het hoogste tijd is, om de Westhoek tegen verdere aantas ting te gaan beschermen, blijkt o. a. uit een openbare uitspraak van de wethouder Hoogerhuis: "Van de natuur kun je niet leven". Deze vertegenwoordigt hier een mentaliteit, die trefzeker leidt tot wat ik reeds eerder "het slachten van de kip, die de gouden eieren legt" noemde en dat niet alleen voor de volks gezondheid, maar ook voor de handelaars in rekreatie. Willen de gemeenten hun bevoegdheden waard zijn, dan zullen ze moeten leren, wat verder in de toekomst te kijken dan één generatie projectontwikkelaars.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1977 | | pagina 99