zeldzaam langs spoordijken, o.a. bij Kloetinge en Borssele. Thans is
hij hier waarschijnlijk verdwenen. Op Walcheren was de Roodborsttapuit
een schaarse broedvogel van de gehele duinstreek (Smulders en Joosse
1969). De laatste jaren werden alleen broedgevallen gemeld uit het noor
delijk duingebied en lijkt deze soort o.a. bij RammekensVlissingen,
Dishoek en Valkeriisse te zijn verdwenen. In 1976 broedde een paartje
bij Haamstede op Schouwen, waar voorheen geen broedgevallen bekend wa
ren. In Zeeuws Vlaanderen zijn de laatste jaren vele tientallen paren
vastgesteld langs dijken en wegen. De door Sponselee en Buise (1975) ge
signaleerde toename heeft zich blijkbaar voortgezet. De aantallen in
het aangrenzende deel van België schijnen echter af te nemen (Lippens
en Wille 1972)
BONTE VLIEGENVANGER, Ficedula hypoleuca, Zeeland: 1-5
De Bonte Vliegenvanger heeft zich deze eeuw sterk in westelijke rich
ting uitgebreid en broedt thans talrijk in Drente, Zuidoost Friesland,
Overijssel, Gelderland, Oost-Utrecht en het Gooi (Haverschmidt 1973).
Ook uit vrijwel alle andere provincies zijn de laatste jaren broedge
vallen bekend geworden.
In België heeft de Bonte Vliegenvanger zijn broedgebied eveneens in
noordelijke en westelijke richting uitgebreid (Lippens en Wille 1972).
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de Bonte Vliegenvanger nu ook
regelmatig in Zeeland broedt. De eerste bekende broedgevallen waren in
1959 te Aardenburg (Enkelaar 1967) en in 1960 bij het Groot Eiland
(Sponselee en Buize 1975). De laatste jaren zijn ook broedgevallen be
kend van Schouwen (1976 Haamstede)Walcheren (1977 Nollebos Vlissingen)
en op enkele plaatsen in Zeeuws Vlaanderen.
PUTTER, Carduelis carduelis, Zeeland: 1000-2000
De Putter lijkt een bij uitstek Zeeuwse vogel te zijn, die de laatste
jaren aanzienlijk in aantal is toegenomen. Haverschmidt (1942) vermeldt
"in Nederland vrij zeldzaam en zeer plaatselijk, o.a. op Schouwen,
Noord-Beveland en in Zeeuws Vlaanderen). Vleugels c.a. (1948) noemen de
Putter op Zuid-Beveland vrij algemeen en in aantal toenemend. Op Wal
cheren was deze soort sinds 1932 een geregelde, vrij zeldzame verschij
ning, die gedurende de 2e wereldoorlog in aantal toenam, maar sindsdien
in aantal weer achteruit is gegaan (Smulders en Joosse 1969)Na 1965
heeft er op Walcheren weer toename plaatsgevonden en thans broeden er
vele tientallen paren. Enkelaar (1967) noemt de Putter in West-Zeeuws
Vlaanderen vrij schaars en afnemend. In Oost-Zeeuws Vlaanderen was de
Putter zeer schaars, doch toenemend (Sponselee en Buise 1975). De laat
ste jaren broeden Putters vrij talrijk door heel Zeeland met een duide
lijke voorkeur voor boomgaarden en parklandschappen.