beter bekeken. De stormmeeuw is iets kleiner dan de zil vermeeuw. In deze duinen zijn zo'n 12 broedgevallen bekend. De wulp is de laatste jaren als broedvogel sterk afgenomen. Vakantiegangers van nabij gelegen kampeerterreinen betre den vaak illegaal dit duingebied. Djt is evenwel voor de wulp -een vogel die zich snel laat verstoren- funest. Van de tientallen broedende paartjes is er nog maar één over gebleven. Met de scholekster is het minder triest gesteld. We zijn op onze wandeling een nestje met 3 eieren tegengekomen. De bergeend-wijfjes hebben dezelfde opvallende kleuren als de mannetjes. Dit in tegenstelling tot de meeste an dere eenden (bijvoorbeeld de wilde eend), waarvan de wijf jes een bruine schutkleur hebben. Om deze reden verstopt de bergeend zijn nest dan ook vaak in verlaten konijneho len. Het enige waaraan je zo'n broedplaats kunt herkennen zijn wat donsveertjes rondom het hol. Vermeldenswaard zijn ook de kievit met jongen, en het tu reluurnest die we op de terugweg zagen. Van de vele vogels welke het duingebied bevolken, zijn er ook een aantal welke zich meer laten horen dan zien. Met name de nachtegaal en de fitis hebben we veelvuldig ge hoord. Planten De route voerde ons langs de enige vindplaats op Schouwen van de dopheideDeze moet niet worden verward met de struikheide, die op de vroongronden tussen Renesse en Haam stede voorkomt. Veel algemener is het jakobskruiskruid In de nabijheid van deze planten fladdert vaak het rood zwarte sint jakobsvlindertjeDeze vlinder legt zijn ei tjes enkel maar op het jabonskruiskruidomdat de rupsjes (de bekende geel-zwart gestreepte zebrarupsen) alleen maar het blad van deze plant lusten. In de vochtige duinpannetjes troffen we moerasplanten aan zoals: pinksterbloem, het sterk geurende watermuntzilver schoon waternavel met zijn merkwaardige blaadjes, en wa terweegbree. Op andere plaatsen een daarvan wat verschillende soort be groeiing, met onder meer: winterposteleinmelkkruiddui- zendguldenkruidwolfspooten de wettelijk beschermde parnassia

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1978 | | pagina 52