was hoeft geen nader betoog.
Als ik, aan de hand van de kaart, de lengte van de slootkanten van
die genoemde 30 percelen tot één geheel verenig, dan levert dit een
totaal op van 12 km! (Na de overstroming in 1953 en het weer droog
maken van de polders rationaliseerde de Herverkaveling het bedrijf
zodanig dat alle grond nu vlakbij de boerderij kwam te liggen en
de slootlengte tot nauwelijks 2§ km werd gereduceerd! Hetgeen een
belangrijke kostenbesparing betekende)
In de tweede plaats had men destijds op de slootkanten in tegen
stelling tot tegenwoordigdoorgaans een weelderige platenvariatie
Waaraan begrijpelijk, op een gegeven tijdstip in de zomer, paal en
perk moest worden gesteld om lastige onkruiden als bijvoorbeeld
akkerdistel en melkdistel niet de gelegenheid te geven om zich d.m.
v. hun gemakkelijk door de wind mee te voeren zaadjes over de ak
ker te verbreiden. Het hele personeel ging dan, gewapend met sik
kels, de sloten in om "kanthooi" te snijden. Wat namelijk van de be
groeiing nog enigszins bruikbaar was als veevoer, werd langs de
slootkant te drogen gelegd, een keer gewend en dan op bosjes gebon
den. Wat hiervoor niet geschikt was (brandnetels, distels, braam
struikjes e.d.) werd afgeslagen en onderin de sloot, die vooral in
de zomer meestal geen water bevatte, gedeponeerd om later te worden
verbrand
Riet, in vele sloten voorkomend, werd afzonderlijk gesneden en ge
bost. Het werd gebruikt voor het afdekken van de tijdens de oogst
bijeen gereden stapels graan.
Wanneer het kanthooi voldoende droog was werd het in grote bundels
op de nek genomen en naar de weg gedragen, waar het werd opgeladen.
Van achter uit het land was dat soms een hele afstand en langs het
smalle slootkantje was het moeilijk lopen! Met paard en wagen door
het gewas rijden was natuurlijk uit den boze in verband met de
schade die daardoor werd veroorzaakt. Bij dat op de nek dragen
deed men er goed aan de (toen nog) grote rode "neusdoek" (=zakdoek)
stevig om de hals te binden want allerlei kriebelend insekten- en
spinnengedierte had zich tussen het hooi verscholen en als dit tus
sen het (toen) degelijke ondergoed en de naakte huid kwam te zitten
ontstond een onprettig gevoelEn bovendien moest er al heel wat ge
beuren wilde er worden afgeweken van de regel dat alleen zaterdags
schoon ondergoed werd aangetrokken!
Al met al, zowel het snijden van het kanthooi als de verdere eraan
verbonden werkzaamheden waren een karwei dat door velen terecht als
een "rotwerk" werd betiteld.
Slechts één man heb ik gekend die het blijkbaar graag deed! Dat was
Kees van Mie. Hij had er zich een zodanige vaardigheid in verworven
dat hij het zelfs "in angenome" (als aangenomen werk) deed. Het be
zorgde hem van degenen die in zijn nabijheid werkten de bijnaam:
"de kantooimesiene" (de kanthooimachine)
Enfin, de slootkanten kwamen schoon en als de staltijd voor de paar
den aanbrak konden de edele viervoeters in de voornacht genieten
van een heerlijk naar kruiden geurend bosje kanthooi, dat ze