102
broedplaats weer te verlaten. De pachters van de inlagen waren in de vorige
eeuw al de mening toegedaan, dat de broedhillen niet te veel verstoord
mochten worden. Volgens hen zouden het volgende jaar dan minder Grote
Sterns terugkomen (Pelt Lechner, 1902).
Enkele tientallen jaren geleden kwamen met name Visdief en Dwergstern
nog over het gehele Deltagebied verspreid als broedvogel voor. De huidige
concentratie van deze soorten in een klein aantal kolonies is een gevolg van
de sterk toegenomen rekreatie, waardoor maar een gering aantal veilige
broedplaatsen is overgebleven.
Vergelijking van de broedplaatsen
Visdieven zijn minder selektief dan Grote Sterns in de keuze van hun broed-
terrein. Waar Grote Sterns broeden, zijn meestal Visdieven dichtbij.
Visdieven hebben echter een ruimere terreinkeus en broeden ook op schor
ren, zilte weilandjes en karrevelden. Maar een voorkeur voor eilandjes en an
der isolement is duidelijk.
In vergelijking met de Visdief broeden Noordse Stern en Grote Stern meer in
de nabijheid van het water. In het geval van de Noordse Stern lijkt deze voor
keur samen te hangen met de noodzaak op vrijwel onbegroeide plaatsen te
nestelen: deze soort stern met de kortste pootjes en langste vleugels kan in
een begroeid terrein moeilijk uit de voeten en op de wieken. De Grote Stern
heeft een sterke neiging om een broedplaats uit te zoeken die geheel door
water wordt omgeven. Deze selektie blijkt duidelijk in het geval de broedko-
lonies op strandhaken of op grotere eilanden worden gevestigd. Waarschijn
lijk houdt de voorkeur voor een ruim uitzicht in de buurt van het water ver
band met de gewoonte om in dichte opvallende kolonies te broeden. Deze
opvallende kolonies worden gemakkelijk door grondvijanden als rat, Wezel
en mens ontdekt. Blijkbaar kwamen in vroeger tijd de natuurlijke vijanden al
leen maar van het land. Deze situatie is veranderd. Nog niet zo lang geleden
bezochten boten met plunderende vissers de kolonies en thans geeft de wa
tersport de grootste problemen.
Op Schouwen broedden drie van de vier soorten sterns, met name Grote
Stern, Visdief en Noordse Stern op aangelegde eilandjes (hillen) in inlagen,
welen en kreekrestanten. Op deze eilandjes konden zich door de hoge wa
terstanden in de winter geen ratten en Wezels handhaven. Jaarlijks moesten
deze roofdiertjes de hillen opnieuw bevolken door erheen te zwemmen.
Laatstelijk in 1971 werd in „Sterna" verslag gedaan van een Wezel die op de
hil in de kolonie van de Weevers Inlaag grote aantallen jonge, niet vliegvlug-
ge Visdieven doodbeet (de Koningh, 1972).
De Dwergstern neemt een aparte positie in. De soort was altijd een zeldzame
broedvogel in de inlagen op Schouwen, maar talrijker op het hoge schel-
penstrand voor de Verklikkerduinen. In de vijftiger jaren werd met de op
komst van de strandrekreatie voor deze soort een flink stuk strand en wat la
ge biestarwegrasduintjes door de goede zorgen van N. H. Lysen afgerasterd
(alleen al voor het behoud van deze duintjes zou een dergelijke maatregel