NIEUW PLEIDOOI VOOR „ZOUTE GREVELINGEN"
"De Grevelingen. De vogels van een afgedamde zeearm".
John BeijersbergenArie van den Berg. Illustraties: Adri Vogelaar.
Toen in mei 1971 het estuarium de Grevelingen in het kader van het Del
taplan werd afgesloten, ontstond er achter de Brouwersdam een volkomen
nieuw landschap. Het getij was verdwenen en grote delen van slikken en
zandplaten vielen permanent droog. Grote veranderingen traden op in flo
ra en fauna. In dit boek wordt de ontwikkeling van de vogelstand in de
Grevelingen geschetst, zoals deze in de periode 1971-1979 is opgetreden.
De drie auteurs blijken een ideale combinatie te vormen.
John Beijersbergen heeft zich van 1968 tot heden ingezet als bewaker
van de kolonies sterns op de Hompelvoet. Hij is verantwoordelijk voor
het hoofdstuk over de kolonisatie door pioniervogels: Kluut, Scholekster,
BontbekplevierStrandplevierDwergstern en Grote Stern. Deze boeiende
monografische stukjes moeten het resultaat zijn van vele jaren intensie
ve bestudering van deze soorten, vooral vanuit de schuilhut, maar ook in
de literatuur.
Arie van den Berg, tot voor kort dagelijks op de "Sunonmeri" rondvarend
op de Grevelingen, kent het gebied als schipper/vogelteller bij Staats
bosbeheer beter dan zijn broekzak.
Een aparte plaats nemen de ca zestig illustraties in van Adri Vogelaar.
Geboren en getogen op Flakkee kent hij de Grevelingen zowel voor als na
de afsluiting. Hij heeft kans gezien de sfeer van het gebied op treffen
de wijze vast te leggen in potlood-, pen- en krijttekeningen en in aqua
rellen, zowel in kleur als in zwart-witLandschappen en vogels zijn
fraai getekend, met name het aquarel van de Dwergstern is technisch zeer
goed
De eerste en laatste pagina's van het boek worden in beslag genomen door
twee fraaie luchtfoto's in kleur: één van het plaatsje Markenje bij Oud
dorp en één van het voormalige schor op de noordelijke Slikken van Flak
kee
Na een korte inleiding volgt een hoofdstuk over de ontwikkeling van het
landschap, beginnend omstreeks 500 na Christus en eindigend met een be
schrijving van de veranderingen na 1971.
Het derde hoofdstuk is, met recht, getiteld "Een onzekere toekomst".
Allereerst is het de vraag of de Grevelingen na 1985, als de Ooster-
scheldewerken zijn voltooid, zoet zal moeten worden.
Als argumenten om de Grevelingen zout te houden noemen de auteurs o.a.
dat een zoutwatermeer zonder getij maar weinig voorkomt, dat de water
kwaliteit er nu zeer goed is en dat de geleidelijke overgangen van zout
naar zoet langs de oevers biologisch zeer waardevol zijn. Om het zout
gehalte op peil te houden zou een inlaatwerk in de Grevelingendam moeten
worden gebouwd, doch onregelmatige peilwisselingen moeten worden verme-