Tevens vervaardigde hij van het eerste jaar af van de beste foto's lantaarn plaatjes of lichtbeelden, zoals dia's toen nog statig genoemd werden. Aan de hand daarvan vertelde hij dan de verzamelde menigte van zijn ervaringen met de vogels. De eerste jaren gaf de projectie nog al wat problemen. Het elektrisch licht mocht toen reeds uitgevonden zijn, maar het was op vele plaatsen nog niet beschikbaar. Eerst werden met petroleum-en carbidlam pen pogingen ondernomen, maar het eerste was te zwak en het tweede in ho ge mate onbetrouwbaar. Een inmiddels op de markt gekomen spiritusgloei- licht bleek echter te voldoen en dit werd vele jaren gebruikt. Niet alleen op het eiland, maar ook daarbuiten vond hij gehoor. Dat blijkt wel uit een door de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging in 1925 uitgegeven lijst van beschikbare sprekers, waarin opgegeven wordt, dat hij een tweetal lezingen kan houden, namelijk: „De vogels van Schouwen met 100 lichtbeelden". „De Scilly-eilanden en hun vogels met 75 lichtbeelden." Na de oorlog werden de oude lichtbeelden vervangen door kleurendia's, maar zijn verhaal bleef even boeiend. Een van zijn eerste optredens nieuwe stijl was op 9 oktober 1952 voor onze nog jonge vereniging in een volgepakte zaal Tavenu op Haamstede. Staande op een tafel deed de „immer jeugdige" zijn kleurrijk verhaal en toen een min of meer uitzonderlijk gekleurd plaatje verscheen, gaf hij prompt als commentaar: „Die zwarte plaatjes had ik na veertig jaar onder de knie, als ik nu veertig jaar kleurenplaatjes heb gemaakt, zul je eens wat anders zien". Later hield hij niet vaak meer lezingen. Alleen voor leeftijdgenoten en schoolkinderen wilde hij nog wel eens een uitzondering maken. Zo verleende hij in 1952/53 medewerking aan het schoolradioprogramma van de N.C.R.V. met een serie over de vogels van Schouwen. Maar laten wij de draad van de geschiedenis weer opnemen. Omstreeks 1925 had hij het merendeel van de Schouwse broedvogels wel op de plaat. Terwijl hij steeds doorging met zijn pogingen zijn opnamen door nog betere te vervangen, mocht hij ook nog enkele nieuwe broedvogels op Schouwen fotograferen. In 1927 was dat in de duinen de Kleine Mantelmeeuw, in 1935 in de Heertjes Inlaag de Zwartkopmeeuw, die toen voor de eerste maal broe dend in ons land geconstateerd werd. En tenslotte in 1939 de Steltkluut in de Westenschouwense Inlaag.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 15