16 De eerste jaren werd bijna uitsluitend in de broedtijd gefotografeerd. De rest van het jaar duimen draaien, terwijl grote scharen steltlopers en andere win- tergasten op Schouwen rondliepen, begon hem al gauw te vervelen en hij zocht naar mogelijkheden om ook deze vogels voor de lens te krijgen. De gasten op het uitgestrooide voer in de tuin leken het eerst in aanmerking te komen. De camera erbij. Een touwtje aan de sluiter door het keukenraam naar binnen, en hij hoefde maar te trekken. Maar die touwtrekkerij viel tegen. De watervlugge mezen waren vaak te rap. Het werden negen mislukkingen op één goede opname. Hij dacht aan het succes met een grote kist als schuilhut in de inlagen. Er kwam een grote kist, die in de keuken gereed gemaakt werd. Toen de kist bedrijfsklaar was, kroop hij erin en verzocht zijn vrouw en dienstbode de zaak in de tuin te dragen. Maar die ene keer sprak zijn vrouw resoluut haar veto uit met de woorden: ,,Dat nooit". En toen ze zijn verwonderde gezicht zag gaf zij als toelichting op haar besluit, dat zij niet van plan was hem ooit in een kist het huis uit te dragen. Toen eerst drong het lugubere van zijn voorstel tot hem door. Samen hebben zij daarna de kist op zijn plaats gebracht. Hij kroop erin en spoedig stonden verscheidene wintergasten op de plaat. Jaren later, toen hij weer eens wintergasten fotografeerde, maar nu als gast van de burgemeester vanuit een geriefelijke fauteuil in diens woonkamer, haalde hij die episode nog eens op met de opmerking, dat ook de vogelfoto grafie zijn evolutie kende. Daarna kwamen de strandlopers en andere steltlopers aan de beurt. Zijn eerste pogingen deed hij langs de slikrandjes in de Kistersinlaag. Hij had re delijk sukses, maar toch bleek de inlaag te groot. De vogels hadden er teveel .4* 'V

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 16