hoed en grijze sik kennen en een hunner gaf hem een beter adres in de Meeu- wensteeg. En daar haalde hij in het vervolg elke week een nieuwe voorraad van allerlei fietsonderdelen. En toen hij, nog onverwachts, in juni 1945 naar Schuddebeurs kon terugkeren, zei Kees, dat hij eigenlijk een medalje ver diend had, want hij had in die donkere dagen bijna heel Sassenheim en Lisse in het fietszadel gehouden. Bij zijn terugkeer zal hij als zovele van zijn lotgenoten in zijn huis wel een complete chaos aangetroffen hebben, die door ratten en ander ongedierte veroorzaakt was. In elk geval werd weer orde op zaken gesteld en ook de ouwe trouwe Chevrolet werd weer rijvaardig gemaakt. In die naoorlogse ja ren kwam de kleurenfilm op de markt. Dat opende nieuwe perspectieven, maar daarvoor moesten eerst zijn toestellen aangepast worden. Er moest nu een oplossing gevonden worden voor het opwinden van de film. De opwindsleutel van een oude pendule bleek een ideaal middel en zo kon hij al spoedig aan de slag. Het begin viel niet mee. Niet alleen moesten zijn sluiters aangepast worden, maar ook de films bleken allerminst betrouw baar. Het is hem dan ook meermalen overkomen, dat hij de zaak van de cen trale terugkreeg met een vriendelijk briefje, waarin meegedeeld werd. dat een fabricagefout tot een hopeloos mislukt resultaat geleid had. Daar was dan wel als vergoeding een nieuwe film bijgevoegd, maar de jonge vogels waren dan inmiddels uitgelopen en het zou minstens een jaar duren voor de opnamen opnieuw gemaakt konden worden. Zo bouwde hij in de loop van en kele jaren een nieuwe kollektie in kleur op. De stormramp van 1953 stak ech ter weer een spaak in het wiel. Verscheidene van zijn geliefde terreinen wer den volkomen van de aardbodem weggeveegd en andere werden onbruik baar. Maar hij kreeg daarvoor een nieuw terrein terug. In het afgedamde Dijkwater kwamen uitgebreide zand- en schelpenvlakten droog. En daarop bouwden Visdieven. Dwergsterns en allerlei plevieren hun nesten. In de jaren 1957 tot 1960 was hij bijna dagelijks in dat terrein te vinden. Hij werd er opnieuw jong en sprong er als een schooljongen over sloten en greppels, al moest hij dan wel tachtig jaren op zijn rug mee torsen. Maar zoals hij eens zei: Hij sprong erover en die tachtig jaar sprongen dan wel mee. Na zo'n succesvol seizoen vertelde hij mij eens, dat hij nu zowat alle broedvogels opnieuw in kleur had gefotografeerd, maar voegde hij er in zijn typische zelfspot aan toe: ,,Wat mot zo'n ouwe vent daar nu nog mee doen". En ondertussen vierde hij in 1960 zijn tachtigste verjaardag met een zeer druk bezochte receptie in „Mondragon". Zijn huis zou er echt te klein voor geweest zijn. Zijn laatste levensjaren was hij niet meer zo aktief in het veld, maar hij gebruikte zijn tijd om zijn rijke herinneringen in geschrift vast te leg gen. Zijn artikelenreeks in het Zeeuws Tijdschrift zal tot in lengte van dagen daarvan getuigen. Op 15 april 1965 kwam voor hem het einde der dagen. En zo zijn wij aan het slot gekomen van leven en werken van een vogelfoto graaf, die volgens eigen zeggen in zijn vrije tijd ook nog schoolmeester was. .Een van zijn Belgische vrienden heeft het eens kort en bondig gezegd: „Vij verberg was enen braven mens". En dat was hij!

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 20