26 Het valt op dat Vijverberg in die tijd nog niet noemt de Kleine Mantelmeeuw en, althans niet als duinbroeder, de Stormmeeuw. De Kleine Mantelmeeuw fotografeeerde hij, naar ik meen voor het eerst in Schouwen in 1927. (Eerder, in 1925, had hij deze meeuw al volop gekiekt tijdens zijn reis naar de Engelse Scilly-eilanden). Wanneer de toestand van het duingebied van thans (1980) wordt vergeleken met die van de twintiger- en begin dertiger jaren, zoals die door Vijverberg is beschreven, welke veranderingen zijn er dan vast te stellen? Genoemd zouden kunnen worden: a) De aanleg (1923-1942) van een bijna 300 ha groot dennenbos op het zuide lijk deel van de „stuivende zandbergen"; b) De „elzenmeetjes" langs de rand van het gebied, waarin vroeger rundvee rustig graasde, werden gerooid, beter ontwaterd, en geschikt gemaakt voor cultuur van bloembollen en fruit en grove tuinbouw. Toen deze teelten steeds meer onrendabel werden kwamen er rekreatiebedrijven; c) Bij „De Blinkert" bouwde de Waterleiding Maatschappij een pompsta tion, dat vanaf 1930 geheel Schouwen-Duiveland van duinwater ging voor zien en, vooral door de toename van de rekreatie, steeds meer water aan het duingebied ontrekt; d) Een, sinds de herverkaveling in de vijftiger jaren, ongeveer 30 cm. diepere ontwatering van de polder Schouwen heeft tot gevolg dat meer water uit het hogere duingebied naar deze polder afvloeit dan voorheen; e) Het verdwijnen van het rundvee uit het duingebied. Tot ongeveer 1960 be graasde dit o.a. een deel van 't Zeepe, waardoor op die plaatsen de vegetatie kort bleef; f) De enorme toename van het, al eerder genoemde, toerisme. Dit zijn een zestal veranderingen die in ornithologische kringen nog al eens ter sprake kwamen (en nog wel komen). Er zullen er ongetwijfeld nog wel meer zijn. Het is wel zeker dat ze, al naar gelang van de plaats, ieder afzon derlijk of in combinatie van invloed zijn geweest (en nog zijn) op de broedvo- gelbevolking van het duingebied. Vijverberg heeft ze, behoudens de laatstgenoemde, allemaal meebeleefd. Van het toerisme maakte hij nog net de beginfase mee, die toen nog niet zo heel erg storend voor de vogelbroedplaatsen was. De „zomergasten" kwa men toen nog per veerpont! Hetgeen de stroom nog wat afremde. Overigens had hij soms al moeilijkheden genoeg met het rundvee. Het is op een hete dag voorgekomen dat hij, na de zelfwerkende camera's bij een paar nesten te hebben geplaatst en even in de schaduw van een vlierstruik wat verpozing zoekend, tot zijn schrik een kudde, door vliegen geplaagde, ossen met de staarten omhoog naar zijn operatiegebied zag komen aanhollen. In een snelle looppas en zwaaiend met een - moeilijk te vinden - stok kon hij de stuivende en snuivende menigte nog net op tijd tot een andere koers bewe gen! Toch dankte hij aan een soortgelijke, maar wat rustiger, situatie een plaatje dat hem in zijn dia-lezingen altijd een „daverend" succes bezorgde, n.l. de

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 26