39
Gebruik van de inlagen door de mens
We komen nu op het typisch gebruik dat de mens van dit inlagenlandschap
maakte. Een bestaanswijze die eeuwen hetzelfde bleef, hoewel de inlagen
steeds op een andere plaats lagen.
De boeren aan de zuidkust van Schouwen deden vooral aan veeteelt, visserij
en vogelarlj. De gronden in de inlaag, de dijken en karrevelden waren zoals
we zagen eigendom van het Waterschap en de boeren pachtten het voor een
periode van 7 jaar (een heventijd). 8)
Voordat we de (schaarse) historische gegevens over de vogelarij vermelden
eerst iets over andere vormen van grondgebruik.
Aan de zeedijk met z'n kunstmatige rotskust werden mossels en alikruiken
(„krukels") verzameld. Aangespoeld zeewier en ander organisch afval
(„veek") werd wel als meststof vergaard.
Op de dijken graasden jong vee en schapen. Op 1 km dijk kon men rekenen
op ongeveer 20 schapen.9)
Een bijzondere functie als militair oefenterrein had de Cauwers Inlaag bij
Zierikzee: daar lag een schietbaan.
Dan het grondgebruik in de inlaag zelf, voor zover er dan nog grond was,
want zoals al beschreven, werd er klei gewonnen voor de dijken (ook nog in
de Cauwers en Flaauwers Inlagen na 1953) en darink gedolven.
Op hoog gelegen gedeelten in de inlaag werd akkerbouw beoefend (b.v. nu
nog Inlaagje bij De Val en Koudekerkse Inlaag).
Financieel het meest aantrekkelijk was het verzamelen van zeekraal en eie
ren en jagen in de inlagen.
Zeekraal snijden
In het voorjaar en voorzomer wordt op de laagste en slikkige plaatsen zee
kraal gesneden die verkocht wordt aan groenteboeren in dorp en stad.
Voor de Zuidhoek Inlaag is een schatting gemaakt van een opbrengst van
120 kg per ha per seizoen (de kiloprijs was in 1979 f 3,50, de winkelprijs ca
f 8,-)10)
Zeekraal wordt ook gesneden in de Boezem van het stoomgemaal en op
sommige karrevelden. In de vorige eeuw was zeekraal een belangrijke aan
vulling op het karige menu van vele Zeeuwen.
Paling vissen
Beroemd is de paling uit het „platte" van Schouwen. In de „Tegenwoordige
Staat" uit 1753 vinden we: „De Weelen, Slooten en uitgeslaagen Putten leve
ren hun een goede menigte van onvergelijkelijk zuivere en vette Paaling uit".
Uit de 17e eeuw is nog een „Memorie van de palinck" bekend, waarin staat
dat „de huyrders van de uytgeladen putten" per persoon een dozijn paling of
drie gulden moesten geven „aen den gemeente-burgemeester, mitgaders
den opperdijkgraaf".12)