Inleiding 5 Op 29 mei 1942 bezocht ik voor het eerst de thans legendarisch geworden inlagen van Schouwen. Destijds drie grote plassen tussen zee- en inlaag- dijk; effen water, onbegroeid. In twee van die plas sen lag één eiland, in één waren er drie. Lage, groe ne eilanden, witbespikkeld met sterns en kokmeeu wen. De dag tevoren was ik met de heer Vijverberg wezen praten met een pachter, teneinde hem over te halen mij mee te nemen wanneer hij eieren ging rapen. De man was er niet bijster op gesteld, wat begrijpelijk is, want vreemden brengen maar extra onrust teweeg. In normale omstandigheden wor den dan ook nooit bezoekers toegelaten vóór het sluiten van de raaptijd, 15 juni. Maar dank zij Vijverbergs bemiddeling, stem de hij toe. Die dag, 29 mei, woei er een straffe wind, die van elk eilandje een sterke, zoetig-warme geur van vogelmest meevoerde; het fluitekruid wuifde en het harde „tierra!" van de vogels vlaagde aan. De drie grote plassen zijn door dijkjes gescheiden, maar staan in verbinding met elkaar door openingen in die dijkjes, die overbrugd zijn. Over zo'n brugje en onderlangs zo'n dijkje bereikte ik het in de vlierstruiken verborgen huisje van Berrevoets, de gaarder der eieren. In een rank schuitje boomde hij me naar de hil. Een klad regen, maar het klaarde weer op. Ik stond voorin het scheepje en genoot. Steeds meer vogels spatten op van het eilandje, waaier na waaier, blinkend wit; een oorverdovend gekrijs klonk uit duizenden kelen. Weldra legden we aan en kon ik uitstappen op een van die primitieve steen- glooiinkjes die ter versterking van de hillen zijn aangebracht. Je stond direct midden tussen de nesten. Het eilandje was overvloedig begroeid met melde, één sappige, welig-groene deken. Geen wonder: de planten stonden in een verende guanolaag, jaar op jaar gevormd. Kokmeeuwen waren het talrijkst, ze bevolken de hillen bij duizenden. Hun nesten lagen overal, vanaf de kaden tot in het midden. De grote sterns nestelden allemaal bij elkaar in het mid den van het eiland, op speciaal voor hen uitgestrooid stro. Honderden nesten ook, de meeste met maar één ei natuurlijk, want een tweede ei wordt overal weggenomen. Het typische grote stern ei is licht zandgrijs met grote en kleine zwartbruine vlekken over het hele ei, maar er is erg veel variatie. Er zijn eieren met grote pikzwarte klodders of grote bruine vegen, heel fijn gestipte en er zijn eieren met bruine of vrijwel witte ondergrond. Er waren al enkele jonge grote sterns geboren, sommige nog vochtig. Het zestal pasge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 5