64 De Kanoet is één van de soorten waarbij bij het tellen soms grote problemen ontstaan. Enerzijds is dit een gevolg van de compactheid der groepen terwijl ook vermenging met andere soorten optreedt. Anderzijds bleken in een aan tal gevallen de vogels tijdens de telling „zoek" te zijn. Uiteraard heeft dit ge volgen voor de betrouwbaarheid van de gegevens zodat rekening dient te worden gehouden met een relatief grote onbetrouwbaarheidsmarge. Boven dien moesten in een aantal gevallen totalen worden gegeven van Kanoet en Bontje samen, aangezien de soorten niet te splitsen waren. Vergelijken we de aantallen van de laatste jaren met die van Wolff, dan is toch ook hier een zeer duidelijke stijgende tendens waar te nemen, welke soms zelfs geleid heeft tot een verdubbeling van het hoogste getal per maand. De verblijfs- en doortrekpatronen zijn in grote lijnen wel gelijk gebleven. Kleine Strandloper Enige waarnemingen van ten hoogste een 20-tal in de nazomer bepalen het voorkomen van deze soort. Bonte Strandloper (tig. 9) H Hetgeen voor de Kanoet is gezegd geldt eveneens voor deze soort. Aangaande de aantallen liggen de verschillen echter veel minder duidelijk. In z'n totaliteit is er nauwelijks sprake van veranderingen in welk opzicht ook, het is in ieder geval niet van de nu beschikbare gegevens af te leiden. Krombekstrandloper -imm f Slechts in de nazomer laat deze soort zich zien in aantallen die variëren van 8 tot 25. Kemphaan

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 64