65 Op februari na zijn in alle maanden van ieder jaar Kemphanen gezien. Van de 27 tellingen waren op 11 daarvan vogels van deze soort aanwezig. Het hoogste aantal betrof 120 in dec. 1977. Dit ligt beduidend lager dan de vroe gere gegevens: Wolft geeft verscheidene waarnemingen boven de 100 met een top van 450 in september. De zuidkust van Schouwen is een goed broedgebied voor Kluten hetgeen vooral merkbaar is bij de vestiging van de vogels in het voorjaar. Uit de curve blijkt het aantal niet onaanzienlijk lager te liggen dan 10 jaren daarvóór. De oorza(a)k(en) daarvan is (zijn) niet zomaar vast te stellen. Het is mogelijk dat de kwaliteit van de gebieden om één of andere reden is achteruitgegaan; an derzijds is er natuurlijk een grote oppervlakte broedgebied in de Grevelingen bijgekomen. Het kan ook een combinatie van beide mogelijkheden betreffen. Totaal aantal steltlopers (tig. 11) De toename van de aantallen Steltlopers die in de onderzoeksperioden zijn geteld vergeleken met die van 10 jaren daarvoor is spectaculair te noemen. Van oktober t/m januari zijn de aantallen vogels beduidend groter geworden. De tendenzen zijn echter gelijk gebleven waaruit mag worden geconcludeerd dat, ondanks de fout die bij dergelijke tellingen ten ene male optreedt, er toch zeker van een grote mate van betrouwbaarheid sprake is wanneer het over alle soorten tesamen gaat. Omtrent eventuele oorzaken is hiervoor reeds voldoende opgemerkt. Wanneer het afsluiten van de Grevelingen inderdaad de belangrijkste oor zaak (en waarom niet?) voor de stijging van het aantal vogels in dit deel van de Oosterschelde is, dan blijkt eens te meer hoe groot de waarde van de Oosterschelde voor de vogels nu nog is. We kunnen alleen maar hopen, dat dit met een gedempt getij zo zal blijven. LITER A TUUR: Wolff, W. J., 1973. Resultaat van vijf jaar steltlopertellingen op Schouwen. Limosa 46:21-41. X Kluut (tig. 10)

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 65