6
boren jongen dat ik zag was eender getekend: heel lichtgrijs met donkere
vlekjes, maar er schijnt ook bij die jongen veel variatie in kleur te bestaan.
Voor die grote sterns wordt dus speciaal hooi of stro uitgespreid, waar zij in
gaan nestelen; de kokmeeuwen bouwen zelf hun nest, vooral van afgebroken
zultestengels. Ook de Visdieven maken hun eigen nesten. Zij zijn het talrijkst
aan de randen van de hi Hen te vinden, vooral daar, waarde bodem een beetje
kaal is. Tientallen visdiefnesten lagen daar.
We zochten het hele eiland zeer systematisch af. De tactiek van het eieren
rapen leerde ik op die manier begrijpen, en ik vind die sympathiek. Uit alle
nesten met meer dan één ei wordt een ei weggenomen, elke dag wordt dat
nagegaan. De vogels blijven dus steeds één ei behouden; leggen ze er niet
meer bij, dan kunnen ze gaan broeden. Zo is het ook te verklaren dat er al ver
scheidene jonge kokmeeuwen en grote sterns waren. Bij nesten waaruit een
ei is weggenomen, wordt een kort stokje geplaatst, zodat nieuwe legsels di
rect herkenbaar zijn. Berrevoets had een speciale manier om er achter te ko
men of een ei vers dan wel bebroed was. Hij likte er aan, en wreef over de op
pervlakte. Was die stroef als rubber, dan was het ei bebroed; voelde het ei
lekker glad aan, dan was het vers. Hij hield een knoopje in zijn mond om al
tijd speeksel te hebben.
Ook bij de kokmeeuwen viel de variatie in schaalkleur erg op, er was zelfs
een effen lichtblauw ei en er waren lichtblauwe eieren met een zwarte kap
aan de stompe punt. De mand raakte allengs gevuld met bonte vogeleieren,
een prachtig gezicht.
Een werkelijk oorverdovend gekrijs klonk aldoor uit die duizenden vogelke
len, we moesten hard schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. Af en toe
viel plots een stilte, maar dat duurde nooit lang, weldra begonnen ze weer
met nieuwe moed. Toch streken de vogels overal rondom ons neer op de
nesten, hele vluchten grote sterns, met woeste, pikzwarte kuiven, en
massa's kokmeeuwen.
Toen het hele eilandje afgezocht was - en m'n bezoekje eigenlijk afgelopen -
vroeg ik of ik ook nog mee mocht naar de andere hillen. Het werd grif toe
gestaan, alleen werd het bezwaar geopperd dat het wel erg lang zou duren.
Het had voor mij de hele dag mogen duren! Ik nam dus weer plaats in het
schuifje en we voeren naar de grote hii. Berrevoets' pet en oliejasje zaten he
lemaal onder de vogeluitwerpselen, ik zelf was ook allesbehalve gespaard
gebleven. Aan zijn voeten stond de mand, boordevol bontgevlekte eieren.
Achter ons, op de kleine hil, kwam nu alles tot rust, de vogels gingen er broe
den.
De grote hil - duizenden kokmeeuwnesten, overal. Grote sterns in twee
groepjes, minder dan op de kleine hil. Veel visdiefjes langs de kanten. De
plantengroei is daar nóg weliger. Aan de oevers staat hier en daar riet, tus
sen de melde zijn forse pollen fluitekruid opgeschoten en grote stukken zijn
met hoog, golvend gras begroeid. Op de grote hil zijn plaatsen waar nest
naast nest ligt, maar andere gedeelten, vooral naar de inlaagdijk toe, waar
nesten schaars zijn. Er lopen slootjes door, zodat stroken ontstaan. Hier wa
ren nog niet zoveel kokmeeuwjongen. Het visdiefje broedt later dan de grote