74 De terreinkeus Hoewel reeds in de eerste helft van de jaren zestig sprake was van het inci denteel fourageren op akkers (Duiveland) is de grote omschakeling vermoe delijk pas rond 1970 begonnen. De inlagen en kreken gingen nu voornamelijk als slaapplaats fungeren. Doordat de zwanen het land opgingen kon het aan tal overwinteraars ook sterk toenemen, vooral toen ze massaal gingen over schakelen op het eten van oogstresten zoals aardappel- en bietenresten, welke in voldoende mate beschikbaar waren. Omdat bepaalde voedselbronnen slechts gedurende een deel van de winter voor de zwanen bereikbaar zijn is de terreinkeus door de winter heen ver schillend. Figuur 4 geeft hiervan een beeld. Weergegeven is de situatie in de winter van 1976-77, doch er kan worden aangenomen dat dit globaal het beeld is zoals we dat ook nu aantreffen. De eerste zwanen worden door gaans op het water aangetroffen (de Geule, Diepe Gat, etc.). Hierna gaan ze de akkers op, voornamelijk op Duiveland. Het kan dan voorkomen dat soms wekenlang vrijwel de gehele Schouwse winterpopulatie op één bieten- of aardappelakker is geconcentreerd. Deze situatie duurt doorgaans tot begin januari, waarna de zwanen voornamelijk graszaadcultures gaan bezoeken. Het massaal bezoeken van graszaadcultures is een beeld dat we in Midden- Zeeland nauwelijks aantreffen. Daar gaan de zwanen het grasland van Wal cheren op. Door het ontbreken van uitgestrekte graslanden op Schouwen- Duiveland (buiten de Prunje) nemen de graszaadpercelen deze functie voor de zwanen over. Zoals uit de figuren 2 en 4 blijkt, nemen na half januari de aantallen Kleine Zwanen snel af en eind februari zijn ze vaak al verdwenen. AANTAL 500 400 300 200 OKT NOV DEC JAN FEB ESS grasland Ew'x-i graszaadculture binnenwater -| wintertarwe bieten overige Figuur 4. Terreinkeus van de Kleine Zwaan op Schouwen-Duive- land in de winter 1976-77

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 74