85 jaarlijks kleine aantallen op de opgespoten terreinen (Braaksma, 1958; Jaar verslagen „De Beer"). Volgens Braaksma (1958) broedden er in 1953 twee paar Visdieven ten zui den van Rotterdam. Er zijn geen gegevens bekend uit de laatste jaren, doch de aantallen broedende Visdieven op IJsselmonde en in de Hoekse Waard zijn stellig zeer gering. Voor de Biesbosch worden in het verleden verschillende broedplaatsen ver meld met kleine aantallen broedparen. Het totaal aantal broedparen heeft hier voor zover bekend nooit meer dan enige tientallen bedragen, met een maximum van 50 paar in 1963. Na 1964 namen de aantallen sterk af en tegen- woordiq broeden er nog slechts enkele paren Visdieven in de Biesbosch (Le- bret, 1979). Het in de monding van het Haringvliet gelegen gebied de Kwade Hoek is voor zover bekend nooit een zeer belangrijk broedgebied geweest voor de Visdief. In 1956 en 1957 broedden er slechts enkele paren (Braaksma, 1958), in 1961 geen, in 1962 200, in 1963 30-40, in 1964 een onbekend aantal, in 1965 geen en in 1966 3. Vanaf 1967 ontbrak de soort als broedvogel (Jaarversla gen De Beer; Jaarverslagen Natuurmonumenten). De geschiedenis van de Visdiefpopulatie van de Scheelhoek is even drama-

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 85