89 op het opgespoten terrein op het Rammegors (de Zeeuwse Put) broedden in 1976 3, in 1978 40-45 en in 1979 2-3 paar Visdieven. Op het werkeiland van de Philipsdam broedden in 1978 8-12 en in 1979 25-30 paar (Braaksma, 1958; Osieck, 1972; VWG Roosendaal, 1978 a+ b; Baptist en Meininger, 1979 a). Midden-Zeeland Van Arenthals (1918) vermeldt dat Grote Stern, Visdief en Dwergstern in de duinen en op het strand van Noord-Beveland broeden. Latere gegevens over deze broedplaats werden niet gevonden. In 1951 was er een nieuwe kolonie van 15 nesten bij het polderhuis van Wissenkerke. In 1952 en 1953 waren de aantallen hier toegenomen (Braaksma, 1958). Verder wijzen de, fragmentari sche, gegevens erop dat er zo nu en dan Visdieven hebben gebroed in enkele inlagen en kreekresten, o.a. in 1961 1 paar in de Leendert Abrahampolder, in 1961 10 paar in de Anna-Friso Inlaag (Molenaar, 1961) en in 1978 1 paar bij het Waterhoefje (Baptist en Meininger, 1979 a). Voor de afsluiting van het Veerse Meer in 1961 broedde de Visdief regelma tig op de schorren van de Goudplaat en het toenmalige Noord-Sloe. Op de Goudplaat broedden in 1957 honderden paren en tussen 1955 en 1959 200- 300 paar. In het Noord-Sloe broedden tussen 1940 en 1947 ca. 15 paar, in 1941 70 paar, in 1949 80 paar, in 1950 200 paar, tussen 1951 en 1956 300 a 400 paar en in 1957 150 paar. Bovendien was er tot in de vijftiger jaren een kolo nie op de strandwal voor de Egbert Petruspolder, waar maximaal 350 paar broedden (in 1952). Na de afsluiting van het Veerse Meer ontstonden geschikte broedplaatsen op de Goudplaat en op de Middelplaten. De aantallen op de Middelplaten na men toe van 20 paar in 1963 tot 180 paar in 1968. Hierna namen de aantallen in dit gebied weer af tot een minimum van 15 paar in 1972, om vervolgens weer toe te nemen tot 180-200 paar in 1979. Op de Goudplaat namen de aan tallen toe van 10 paar in 1962 tot 200 a 300 paar in de jaren 1970-1973. Toen op de nabij de Goudplaat gelegen Soelekerkeplaat een nieuwe kolonie ont stond, namen de aantallen broedende Visdieven op de Goudplaat na 1974 sterk af en in 1979 broedden er nog slechts 2 paar. Op de Soelekerkeplaat broedden in 1979 175-200 paar. Bovendien broeden er soms kleine aantallen Visdieven op andere plaatsen in het Veerse Meer. Samenvattend kan worden gesteld dat de aantallen broedende Visdieven in het Veerse Meer zijn toegenomen van enkele tientallen paren kort na de af sluiting tot een vrij stabiel niveau van 250-400 paar in de laatste jaren. Wel kunnen er per broedplaats grote fluctuaties in de aantallen optreden (Le bret, 1961, 1972; Vleugel et al., 1948; Braaksma, 1958). In het natuurreservaat Rammekenshoek op Walcheren hebben regelmatig kleine aantallen Visdieven gebroed, o.a. 10 in 1949, 9 in 1966, 40 in 1975 en 3 in 1979. De overige Walcherse broedplaatsen, waar overigens slechts kleine aantallen broedden, zijn inmiddels alle verlaten; Oranjezon, de kreek bij Westkapelle, de Schone Waardin, de Spuikom van Vlissingen en het graslandgebied ten noorden van Middelburg (Braaksma, 1958; Smulders en

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 89