90 Joosse, 1969; Meininger, 1977). Op de schorren van het Zuid-Sloe (de Kaloot), tussen Walcheren en Zuid- Beveland, bevond zich een kolonie Visdieven, die in 1942 50, in 1945 65, in 1956 75 en in 1957 300-400 paar telde. Deze broedplaats ging door de aanleg van een industrieterrein verloren. In de Oosterschenge broedden in 1940-1947 60 a 75 paar, in 1942 150 paar en in 1948 30 paar. Deze kolonie is tegenwoordig verdwenen. Tussen 1940 en 1947 broedden er enkele paren bij Kattendijke, mogelijk in de Deesche Watergang, waar ook tegenwoordig nog enkele paren broeden. De inlaag bij Ellewoutsdijk is sinds de vijftiger jaren (1953 10 paar, 1957 25 paar) als broedgebied in betekenis toegenomen: in 1979 broedden hier 120-130 paar. Op de Katse plaat in de Zandkreek was tussen 1955 en 1959 een kolo nie van 50 - 100 paar. In 1974 broedde hier nog een klein aantal, maar de laatste jaren komen hier geen Visdieven meer tot broeden. In de Yerseke Moer hebben vroeger stellig ook Visdieven gebroed, doch van aantallen is niets bekend. Een nieuwe broedplaats ontstond bij de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal. Nabij de Kreekraksluizen hebben de laatste jaren maximaal 15 paar ge broed (Vleugel et al., 1948; Meininger, 1977; Baptist en Meininger, 1979). Zeeuwsch Vlaanderen In Zeeuwsch Vlaanderen broedde de Visdief vroeger op tientallen plaatsen langs de binnendijkse kreekresten en op schorren langs de Westerschelde. In de meeste binnendijkse gebieden zijn de aantallen sterk afgenomen of is de soort geheel verdwenen. Het belangrijkste broedgebied in Zeeuwsch Vlaanderen is het Verdronken Land van Saeftinge, waar vrijwel altijd meer dere honderden paren hebben gebroed, zei het met wisselend succes. Tus sen 1947 en 1949 varieerde het aantal broedparen hier tussen 100 en 800 paar. Topjaren waren 1950 en 1951 met 600 paar. in 1956 met 750-800 paar en 1964 met 650 paar. In 1979 broedden er 200 paar in Saeftinge, waarvan de legsels echter grotendeels wegspoelden. Voor de indijking van de Braakman in 1952 broedden er in dit gebied tot 800 paar of zelfs meer. In 1957 broedden er 342 paar, in 1958 420 en in 1959 160. Hierna namen de aantallen verder af tot o.a. 80 paar in 1967, 50 paar in 1968 en 25 paar in 1971. De laatste jaren is er wel weer een kolonie Visdieven op een opgespoten terrein nabij de Braakman (de Mosselbanken). In 1979 broedden hier 60-80 paar. Een nieuwe kolonie vestigde zich op de Hooge Platen, waar de laatste jaren meestal slechts enkele paren tot broeden kwamen, in 1979 echter 30 paar (Enkelaar, 1968; Sponselee en Buise, 1975; Maebe en Van der Vloet, 1956; Suetens et al., 1961).

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 90