5 jaar 3 400 kunnen verzamelen. Waarschijnlijk is er sprake van een tij delijk hoog voedselaanbod (in bovenste waterlaag infusie?); ook Slobeenden komen dan tot ruim 100 exemplaren voor. Het beheer Aanvankelijk waren de inlagen slechts tijdens het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) niet toegankelijk. Mede in verband met de toenemende versto ring ook in de trektijd, zijn de inlagen sinds 1975 permanent afgesloten, waardoor een rust- en fourageergebied ontstond. Van grote betekenis, vooral op herfst- en voorjaarstrek, is het gebied voor Watersnip, Kievit, GroenpootruiterZwarte Ruiter, Tureluur, Kluut en vele eendesoorten. De inlagen staan permanent onder toezicht, wat vooral in het broedseizoen sterk geïntensiveerd wordt. Noodzakelijk is het wel, omdat nog steeds veel mensen moeite doen om Kievits-, Eende- en vooral Kokmeeuweieren te rapen. Afgelopen seizoen nog werden 3 personen betrapt met een vijftigtal eieren van Kuifeend, Scholekster, Kluut en Tureluur, Slobeend en Kokmeeuw. Deze personen waren even vanuit het woon wagenkamp in Eindhoven gekomen om enkele eieren te rapen voor studiedoel einden van het zoontje.'! Tot 1975 werden de Kokmeeuwen regelmatig geraapt en de eieren vonden gre tig aftrek in div. restaurants in Duiveland. In die periode bestond de kolonie uit 800 broedpaar. Frappant is dat na de stopzetting van het rapen van de Kokmeeuweieren, de kolonie sterk terugviel van 800 paar in 1975 tot 70 paar in 1980. Hiervoor zijn waarschijnlijk meerdere oorzaken aan te wijzen b.v.: toenemende aantallen Zilvermeeuwen en Hermelijnen; verruiging van het terrein en uitwijk naar de eilanden in het Grevelin- genmeer Om de toenemende verruiging tegen te gaan wordt vanaf 1974 beweid met een twintigtal Shetlandponys welk aantal inmiddels is uitgebreid tot 45 stuks, die na het broedseizoen worden toegelaten totdat in medio november de dieren naar hun winterkwartier gaan in Haamstede. Van een plaatselijke veeteler worden ook een tiental runderen gedurende dezelfde periode toegelaten. Dat dit niet altijd zonder problemen gaat, blijkt uit het feit dat in 1979 door te vroege inscharing van vee, een groot ge deelte van de groeiplaats van de Rietorchis, die nog niet voldoende was uitgebloeid, werd afgevreten. Immers de bloeitijd van de orchideeën ver schilt naar gelang de weersomstandigheden, van jaar tot jaar, zodat het beweidingsschema hieraan moet worden aangepast. In de herfst van 1980 werd door het Staatsbosbeheer, van een bestaande caisson een stal gebouwd zodat de dieren met slecht weer een onderkomen hadden. Hiervoor werd veel zand en grond gebruikt uit de direkte omgeving waarmee de caisson werd afgedekt, zodat het geheel een zo natuurlijk mo gelijk aanzien kreeg. Op zich is dit natuurlijk alleen maar toe te juichen, ware het niet, dat juist op een plaats waar een nieuwe ontwikkeling van Gevlekte Orchis 70 exemplaren aan de gang is, grond werd weggegraven, zodat jammer genoeg deze groeiplaats daardoor verdween. Hopelijk blijven ons in de toekomst dit soort activiteiten bespaard! Aanbevelingen beheer Tot slot zou ik gaarne nog wat aanbevelingen willen geven voor een zo goed mogelijk beheer van de inlagen. Shetlandponys houden in een broed- terrein is mooi, en ze doen ook beslist goed werk, maar het moet niet ten koste gaan van o.a. vrij zeldzame planten en verstoring van broedvogels

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1981 | | pagina 7