66 Eind winter, begin voorjaar '81 kenmerkte zich niet door buitennissig- heden van het weer. Misschien juist daarom kwamen "onze" zomerbroedvogels netjes volgens het boekje op tijd aan. Een goed voorbeeld daarvan zijn altijd de boerenzwaluwen. De eersten werden al op de eerste dagen van april gezien, het duurde echter tot half april voordat er sprake was van enige trek. Ook de eerste huis- en oeverzwaluw werden toen waargenomen. De koekoek is ook al zo'n voorjaarsbode die zich begin april laat zien of horen. De eerste waarnemingen waren dan ook op 1 en 3 april. Tjiftjaf en fitis arriveren hier echter eerder, zo eind maart werden de eerste zingende fitissen en tjiftjafs gehoord. Hetzelfde geldt voor de tapuit en zwarte roodstaart, welke zich rond de 20e maart lieten zien. De grutto is een typische weidevogel en iedere vogelaar is toch wel blij als zo eind februari de eersten hun zenuwachtige heldere kreten laten horen, want de winter blaast dan zijn laatste adem. Dit jaar was de grutto wat laat, de eerste waarneming dateert van 27 maart Opvallend dit jaar, de meldingen van de beflijster. Toch wel een teken dat er meerdere exemplaren overtrekken dan iedereen vermoedt Niet minder interessant zijn de ooievaarsmeldingen. We weten het allemaal, de ooievaar is in Nederland een langzaam uitster vende broedvogel. Toch "doen" elk jaar weer enkele ooievaars Schouwen-Duiveland aan op hun trekroutes Waar we komende zomer best nog eens goed op mogen letten zijn mogelijke broedgevallen van de sijs. Eventuele waarnemingen van de sijs in de zomer zie ik dan ook gaarne te gemoet Ted Sluyter.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1981 | | pagina 32