40
De soort behoort tot de familie INCURVARIIDAEonderfamilie ADELINAE.
Uit mijn aantekeningen blijkt dat ik in 1976 een tweede lid van deze
onderfamilie leerde kennen. Dat ging als volgt.
Op een paar meter afstand van een van de ramen van mijn woning staan
een paar wilde bremstruiken. Als ze in bloei staan hebben we er een
prachtig uitzicht op. Dat was ook het geval op de 16e mei van dat jaar.
Terwijl mijn vrouw en ik binnen zaten te genieten van de fraaie aanblik
van de zonbeschenen gele bloesems werd onze aandacht getrokken door een
zwermpje, in de ruimte boven een bremtak op en neer dansende, metaal
achtig glanzende schepseltjes. Ze hadden erg lange, naar achteren gebogen
sprieten, waardoor ze wel iets weg hadden van in een miniatuurwereld
thuis behorende geitebokjes. Doordat ze zich af en toe met soms uitge
spreide vleugels op de brem neerzetten, waren ze gemakkelijk te bestude
ren en te fotograferen. Bij dit laatste was het wel moeilijk de ruim 2
centimeter lange sprieten alle twee scherp in het beeld te krijgen. De
vleugellengte bedraagt ongeveer 8 millimeter. Bij de voorvleugels valt
de metaalachtige glans op, variërend van blauw via groen tot koperkleu
rig, naar gelang van de lichtval.
Reeds de volgende dag konden we nader kennis maken met deze langsprieti-
ge luchtdansersMet de heren J.P. Vaane en Jac. Viergever inventarise
rend in de bossen van het Slot Haamstede, troffen we bij een jonge eik
een op en neer dansende zwerm van naar schatting zeker zestig exempla
ren van deze motjes aan.
Adela reaumurella3 zwerm bij eik. Foto J.P.C. Boot
Een melding van het waargenomene aan de heer A. van Frankenhuyzen van
de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen, van wiens zeer uitgebreide
kennis der insecten ik, tijdens mijn correspondentschap van die Dienst,
dikwijls getuige was, werd beantwoord met de naam van dit motje: ADELA
reaumurella (Linnaeus.)