106
In Nederland komen tien soorten uilen voor. Zeer zeldzame soorten als
Sperweruil en Oehoe zijn op Goeree-Overflakkee nooit gesignaleerd. De
Sneeuwuileveneens tot de zeldzame soorten behorend, is wel waargenomen
op ons eiland. In de strenge winter 1962/63 verbleef één exemplaar in de
Galatheepolder (mededeling M. van Drunen)Hoewel de Ruigpootuil in Ne
derland als broedvogel voorkomt, zijn van deze echte bosbewoner geen
waarnemingen bekend van Goeree-Overflakkee. Hetzelfde geldt voor de Bos
uil, die landelijk gezien beslist niet zeldzaam is (2500 a 3000 broed-
paren)Van de Dwergooruil, een dwaalgast in Nederland, is één éénmans-
waarneming bekend. Uit de rubriek veldwaarnemingen in Sterna nummer 1.
1979 blijkt dat de heer J. Vlietland dit uiltje heeft gezien in de omge
ving van Goedereede Havenhoofd.
Naast Bosuil en Ruigpootuil komen nog vier andere uilensoorten als broed
vogel in ons land voor. Deze vier broeden ook op Goeree-Overflakkee.
De Velduil
Het voorkomen van Velduilen hangt nauw samen met de aanwezigheid van
veldmuizen. Bij een muizenplaag verschijnen plotseling ook Velduilen op
plaatsen waar deze normaal niet voorkomen. Op het westelijk gedeelte van
het eiland broedt de Velduil, onder andere in het natuurreservaat Scheel
hoek. Broedgevallen van de oostelijke helft van het eiland zijn niet be
kend. In strenge winters kunnen vaak meerdere exemplaren bij elkaar wor
den aangetroffen. Zo verbleef in de winter 1978/79 een tiental Velduilen
in het gebied rond de Sluiskreek van Oude TongeIn de Koudenhoek en
omgeving zijn vrijwel iedere winter enkele Velduilen aanwezig, evenals
op de Slikken van Flakkee.
De Steenui1
Deze uil broedt in zeer klein aantal. Broedgevallen van vóór 1963 zijn
bekend van het Schurvelingengebiedde Punt van Goeree en misschien van
Ooltgensplaataangezien op het Fort Prins Frederik braakballen zijn ge
vonden. In het kader van het Atlasproject, een onderzoek naar de broed-
vogels in Nederland, werd slechts één zeker broedgeval geconstateerd
(mededeling R. Teixeira)
In strenge winters komen veel Steenuiltjes om. De stand van vóór 1963,
toen volgens M. van Drunen overal de Steenuilenroep kon worden gehoord,
is nog steeds niet bereikt.
Het onderzoek naar deze uil wordt bemoeilijkt door het feit dat de ka
rakteristieke luidruchtigheid vaak achterwege blijft. Een verklaring
hiervoor zou kunnen zijn dat juist door het zeldzame voorkomen de vogels
hun territorium niet afbakenen door middel van de "zang", omdat geen
concurrentie aanwezig is. Verheugend is de vestiging van een paartje in
Oost-Flakkee in 1978. Het bewuste paar overleefde de winter van 78/79
en heeft voor het vierde achtereenvolgende jaar gebroed. Wellicht vindt