UI P. Laumans. De Springertduinen en de Westduinen op Goeree: ontstaansgeschiedenis en vegetatie Wageningen (L.H.) 1980 In dit rapport staat een gedetailleerd onderzoek van de vegetatie van een tweetal Goereese duingebieden: de Springertduinen die jong zijn en de Westduinen die al stammen uit de vroege middeleeuwen. Uitvoerig komt over deze twee duingebieden het vroegere gebruik (rond trekkend vee3 het plaggen)3 de grondwaters tanden3 de verstoringen en de hoogteverschillen aan de orde3 hetgeen allemaal van invloed is op de huidige vegetatie. Het leidt tenslotte tot een Lands chapskaart op vegetatiekundige grond slag schaal 1 5000) van de Westduinen3 waar 18 drogere en vochtiger vegetatietyp en precies op staan. Laumans volgt hier het systeem van de Wageningse vegetatiekundige Doing (zie het hoofdstuk "De duinen" van Doing in het boek Nederlandse Land schappen -1979- met een kaart van de hoofdindeling van de landschaps typen) Ook van de Springertduinen is er een dergelijke Lands chap skaart (schaal 1 2000). Opvallend vond ik dat binnen de kalkarme Westduinen nog kleine verschil len gevonden werden wat het kalkgehalte betreft: het noordelijk gedeel te van de Westduinen bleek iets kalkrijker te zijn. Op de drogere stuk ken stond daar: Echt Walstro3 Kruisdistel en Thijm3 op de nattere delen: Stijve Ogentroost3 Knoopkruid3 Trilgras en HerstschroeforchisBieze- knoppen kwam voor in het naar verhouding nog kalkarmere zuidelijke deel van de Westduinen. De Landschapskaar ten lijken mij een goede basis om te gebruiken bij een broedvogelinventarisatie en bij andere fauna gegevens. De voorkeur van dieren voor bepaalde vegetaties zou daar dan uit kunnen komen. In heb de indruk dat dit gedeelte van het rapport vakkundig is geschre ven. Er aan toegevoegd is zelfs een getalsmatige verwerking van de ve getatieopnamen. Over het beginhoofdstuk "ontstaansgeschiedenis" zou ik toch wel een paar opmerkingen willen maken. Hier zijn vele feiten verzqmeld uit boeken3 archieven en mondelinge mededelingen3 maar het verklaren van al deze feiten is toch kennelijk niet het vak van de auteur. Voor mij is het de vraag of je daar dan 30 van de ruim 100 blz. van het rapport aan moet besteden. Vooral de interpretatie van oude kaarten is verward. Waarom zou een afbeelding van de Westduinen op een kaart uit 1610 erop wijzen "dat de Binnenduinen toen reeds als gemeenschappelijke weide (meent) in gebruik waren"? Op een kaart uit 1648 ziet Laumans een uitstulping van de binnenduinen met de voor hem onbegrijpelijke naam Keetwerff. Even later is deze naam door hem weer geplaatst bij het Westhoofd in de bui tenduinen'. Laumans schrijft zelf dat de vorm van de buitenduinen gesti muleerd is door stuif dijken. Met enige navraag zou hij hebben kunnen

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1981 | | pagina 21